Mohamed El Sayed

207 Appendices om hiermee cardiale kenmerken, die typisch zijn voor FD, zowel in een vroeg als laat ziektestadium te herkennen. In hoofdstuk 2 werd de prevalentie en het tijdstip waarop hartklachten ontstaan geregistreerd bij 213 FD-patiënten met klassieke en niet-klassieke FD (gemiddelde follow-up tijd: 50 jaar). Bij mannen met klassieke FD vonden de klachten voornamelijk plaats vanaf het vijfde decennium van het leven. Bij vrouwen met klassieke FD en mannen met niet-klassieke FD werden klachten gemiddeld 10 jaar later waargenomen, met een grotere variatie in de leeftijd waarop de complicaties optraden en bij een kleiner percentage van de patiënten. Tevens, beschreven wij het effect van geslacht en fenotype op het optreden van cardiale complicaties bij FD patiënten. Het risico op een belangrijke, majeure, cardiovasculaire complicatie (MACE) was, zoals verwacht, het grootst voor mannen met klassieke FD, gemiddeld voor vrouwen met klassieke FD en mannen met niet-klassieke FD en laag bij vrouwen met niet-klassieke FD. Belangrijk om te noemen is dat geen van de patiënten in deze laatste groep een MACE ontwikkelde. Het interessante is dat hartfalen (HF), en niet acute hartdood, zoals in vorige studies werd aangegeven, het meest werd geïdentificeerd als doodsoorzaak (42% van alle sterfgevallen). Meer dan de helft van de patiënten met ventriculaire ritmestoornissen vertoonde deze aritmieën in kader van een ‘structureel’ beschadigde hartspier (na een myocardinfarct) of evident hartfalen. Deze bevindingen werpen nieuw licht op de cardiale ziekte evolutie in FD en benadrukken het belang van nieuwe diagnostische en therapeutische strategieën, om zo HF bij FD-patiënten vroeg op te sporen en te behandelen. In hoofdstuk 3 onderzochten wij elektrocardiogram (ECG) markers, die vroege en late hartziekte manifestaties bij klassieke FD reflecteren. In totaal werden 1.995 ECG’s van 133 patiënten met klassieke FD (maximale follow-up: 20 jaar, 80% behandeld met enzymvervangende therapie (ERT)), vergeleken met 3.893 ECG’s van ‘schijnbaar’ gezonde controles uit het HELIUS-cohort. Er werd beoordeeld wat het effect is van leeftijd, FD en geslacht op zeven ECG-parameters (P-golfduur, PR- interval, QRS-duur, QTc, Cornell-index, ruimtelijke QRS-T-hoek en frontale QRS-as). De Cornell- index was hoger en de frontale QRS-as meer negatief bij FD-patiënten dan bij controles van 40 jaar of jonger. Voor de andere ECG-parameters bij jongvolwassen FD patiënten was de veranderingssnelheid, en niet de absolute waarde meer afwijkend ten opzichte van gezonde controles. Vanaf het vijfde decennium (mannen) of zesde (vrouwen) waren de absolute waarden voor de P-golfduur, QRS-duur, QTc en ruimtelijke QRS-T-hoek langer en hoger bij FD-patiënten dan bij controles. De geïndexeerde linker ventrikel massa (LVMi) op de cardiale MRI was gecorreleerd met elk van de onderzochte ECG- parameters. Bovendien hadden patiënten met myocardiale A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw