Marleen Ottenhoff

194 Chapter 7 De zes lagen van het Korthagen model, die kunnen worden beschouwd als thema’s, werden gebruikt om de data deductief te analyseren en te categoriseren. Vervolgens werden inductief sub-thema’s ontwikkeld. Om inzicht te krijgen in de variatie aan perspectieven, werden de deelnemers vervolgens op basis van de thema’s kwalitatief gegroepeerd in docent fenotypen. Het thema dat elke deelnemer als meest relevant benadrukte was leidend voor de clustering. Om een dieper inzicht te krijgen in de afzonderlijke fenotypen onderzochten we kwantitatief de verschillen tussen de docent fenotypen met betrekking tot de sub-thema’s en contextuele en persoonlijke factoren, en analyseerden we de statistische significantie met behulp van Fisher’s exact- en Student’s t-tests voor respectievelijk categorische en continue data. De analyse resulteerde in vier docent fenotypen: de Criticus, de Practicus, het Rolmodel en de Inspirator. Deze zijn hiërarchisch geordend op basis van inclusiviteit. Dat betekent dat Fenotype B de thema’s van Fenotype A includeert; Fenotype C includeert de thema’s van Fenotype B; en Fenotype D includeert de thema’s van Fenotype C, maar niet vice versa. Het ‘Criticus’ fenotype (Fenotype A) vertegenwoordigt docenten die zich richten op de omgeving, in het bijzonder op ongunstige omgevingsomstandigheden. Het ‘Practicus’ fenotype (Fenotype B) vertegenwoordigt docenten die zich bewust zijn van de omgeving en zich richten op hun onderwijskundige gedrag en competenties. Het ‘Rolmodel’ fenotype (Fenotype C) vertegenwoordigt docenten die zich bewust zijn van de thema’s van het Practicus fenotype en zich richten op hun onderwijskundige identiteit. In het ‘Inspirator’ fenotype (Fenotype D) zijn de docenten zich bewust van de thema’s van de andere fenotypen en richten zij zich op hun onderwijsmissie (zie Hoofdstuk 6, Figuur 6.2). We ontdekten dat in de perspectieven van het Rolmodel en de Inspirator affectieve elementen, bijvoorbeeld de drive om hun onderwijs te verbeteren, overheersten. Het onderwijsinstituut was de enige significante factor die correleerde met de fenotypen: het Inspirator fenotype bestond uitsluitend uit docenten van Stanford University School of Medicine. Het voorgestelde docent fenotype-model biedt inzicht in de verscheidenheid aan perspectieven van medisch docenten op het docentschap. Het meest inclusieve fenotype, de Inspirator, benadrukt het belang van een persoonlijke missie als docent, gericht op het leren en de professionele ontwikkeling van de student. De docenten passend bij dit fenotype reflecteren significant vaker op persoonlijke eigenschappen zoals ontvankelijk zijn voor feedback. Ze zijn zich blijkbaar bewust dat het beste instrument dat ze hebben om hun missie te bereiken, hun eigen persoonlijkheid is. Naar onze mening blijven ze door het

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw