Marleen Ottenhoff

197 Nederlandse samenvatting 7 welke factoren zij beschouwden als sturend voor hun ontwikkeling. We vonden dat een minderheid van de medisch docenten in de tienjarige onderzoeksperiode ontwikkeling liet zien. De ontwikkeling verliep volgens de volgorde van de fenotypes van minder naar meer inclusief. Regressie naar een minder inclusief fenotype trad niet op. De factoren die voor ontwikkeling als invloedrijk werden beschouwd varieerden voor elk fenotype en konden worden onderverdeeld in intra-persoonlijke aspecten en betekenisvolle ervaringen. Intra-persoonlijke aspecten verwijzen naar factoren die als onderdeel van het ‘innerlijke zelf’ worden ervaren, zoals persoonlijke waarden, kenmerken of competenties. De relevantie van de betekenisvolle ervaringen lag niet zozeer in de ervaring zelf, maar eerder in de aan de ervaring toegekende betekenis. De drie docenten die oorspronkelijk waren gecategoriseerd in het Criticus fenotype, lieten allen ontwikkeling zien. Ze gaven aan dat het belangrijk was te leren omgaan met ongunstige omstandigheden, bijvoorbeeld het ontbreken van beloningen voor onderwijstaken. Daarnaast erkenden ze dat positieve veranderingen in hun professionele en privé leven van invloed waren geweest. De docent die zich ontwikkelde tot het Practicus fenotype schreef de ontwikkeling van zijn competenties voornamelijk toe aan betekenisvolle ervaringen, zoals het op zich nemen van nieuwe onderwijstaken. De docenten die zich ontwikkelden tot het Rolmodel fenotype schreven de ontwikkeling van hun onderwijsidentiteit voornamelijk toe aan intra-persoonlijke aspecten: de bereidheid om te evolueren, vermogen tot reflectie, en het ontwikkelen van relevante karaktereigenschappen. De docenten die zich ontwikkelden tot het Inspirator fenotype schreven de ontwikkeling van hun onderwijsmissie toe aan zowel intra-persoonlijke aspecten als betekenisvolle ervaringen. In lijn met het kernkarakter van een missie, namelijk dat deze gericht is op anderen, meldden deze docenten dat ze zich bewuster waren geworden van het belang van het geven van een stem aan de patiënt of student. Op grotere schaal waren ze zich meer bewust geworden van zorgwekkende ontwikkelingen in de medische professie en de samenleving, en wilden vanuit hun rol als docent bijdragen aan het oplossen hiervan. Alle docenten die ontwikkeling lieten zien, gaven aan dat deze werd gemotiveerd door hun taak, identiteit en missie als arts, en schreven deze vooral toe aan informele leermogelijkheden. We concluderen dat ontwikkeling van medisch docenten kan plaatsvinden, maar niet vanzelfsprekend is. Onze bevindingen suggereren dat het Criticus fenotype mogelijk geen permanent fenotype is, noch een ‘starter’ fenotype, maar dat ontevredenheid over ongunstige professionele of privé omstandigheden tijdelijk de perspectieven van deze docenten op het docentschap kan vertroebelen. Ontwikkeling wordt

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw