Adriënne van der Schoor

Op 18 mei 2018 verhuisde het Erasmus MC Universitair Medisch Centrum van een oud ziekenhuisgebouw met voornamelijk twee- en vierpersoonskamers en gedeelde badkamers naar een nieuw ziekenhuisgebouw met 100% éénpersoonskamers en privé badkamers. Het doel van dit proefschrift was bepalen of dit nieuwe ziekenhuis en daarmee de overgang naar 100% éénpersoonskamers, heeft gezorgd voor een microbiologisch veiliger ziekenhuis. Wij beschouwden het nieuwe ziekenhuis als microbiologisch veiliger wanneer de omgevingscontaminatie in het algemeen en/of met bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) lager is en wanneer er minder acquisitie/transmissie van BRMO plaatsvindt in vergelijking met de oudbouw. Tevens is er in dit proefschrift onderzocht hoe screenings methoden voor BRMO bij opname verbeterd kunnen worden en wat de huidige samplingsmethoden voor detectie van contaminatie in de omgeving in Europa zijn. Dynamiek van BRMO en Staphylococcus aureus kolonisatie tijdens opname BRMO zijn micro-organismen die resistent zijn tegen eerste keus antibiotica, of tegen meerdere groepen antibiotica. In Nederland is de prevalentie van BRMO laag, maar verschilt per soort. Ondanks deze lage prevalentie komen infecties met BRMO voor bij patiënten. Deze infecties zijn lastiger te behandelen en leiden tot een hogere morbiditeit en mortaliteit. Het doel van infectiepreventie in het ziekenhuis is het voorkomen of stoppen van transmissie van BRMO in het ziekenhuis. Een voorbeeld van een maatregel die transmissie voorkomt is het verplegen van bekende dragers van BRMO in isolatie. Er zijn echter nog belangrijke kennishiaten, waaronder het efficiënt aantonen van gekoloniseerde patiënten bij opname in het ziekenhuis en de dynamiek van dragerschap in de patiënt en transmissie tussen de patiënten tijdens de opname. In hoofdstuk 2.1 en 2.2 hebben wij het percentage dragers van de BRMO extendedspectrum beta-lactamase (ESBL)-producerende Enterobacterales (ESBL-E) bij opname van 597 patiënten bepaald, in hoofdstuk 2.3 het percentage voor BRMO-dragers bij opname, en in hoofdstuk 2.4 het percentage Staphylococcus aureus dragers bij opname. Het dragerschapspercentage voor ESBL-E was 4.4%-6.5%, wat overeenkomt met wat eerder bekend was over het dragerschapspercentage in Nederland. Naast de ESBL-E dragers, hebben we één methicilline resistente S. aureus (MRSA) drager geïdentificeerd. We hebben geen dragers van vancomycine-resistente Enterococcus faecium (VRE), multidrug resistente Pseudomonas aeruginosa, multidrug resistente Acinetobacter baumannii, of carbapenemase producerende Enterobacterales geïdentificeerd bij opname. Aangezien zowel de prevalentie van MRSA als van de andere BRMO laag is in Nederland, was dit niet onverwacht. Wat betreft dragerschap van methicilline gevoelige S. aureus (MSSA), hebben wij een dragerschapspercentage van 27.0% gevonden, wat ook overeenkwam met andere studies. Tijdens een ziekenhuisopname kunnen patiënten een BRMO of MSSA oplopen, of verliezen. Deze dynamiek is relatief onbekend, aangezien patiënten niet standaard voor en gedurende een opname gescreend worden voor dragerschap van BRMO en/of MSSA. In hoofdstuk 2.1 hebben wij deze dynamieken onderzocht voor ESBL-E, en in hoofdstuk 2.4 voor MSSA. In 5 209 Nederlandse samenvatting

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw