Adriënne van der Schoor

hoofdstuk 2.1 hebben wij bij 3.2% van patiënten een ESBL-E bij ontslag, maar niet bij opname aangetoond. Het overgrote deel van dit dragerschap bij deze patiënten (94.7%) werd niet geïdentificeerd door klinische samples tijdens de ziekenhuis opname. We hebben geen transmissie tussen patiënten kunnen identificeren, waardoor de bron van transmissie waarschijnlijk een niet geïncludeerde patiënt of de ziekenhuis omgeving was, of, minder waarschijnlijk, zorgmedewerkers of bezoekers. Doordat wij niet alle patiënten, die opgenomen waren in het ziekenhuis, hebben kunnen includeren is het aannemelijk dat patiënt-naar-patiënt transmissies gemist zijn. Een andere verklaring kan zijn dat bijvoorbeeld door selectie door antibiotica gebruik het verschil tussen de opbrengst van de kweek bij opname en bij ontslag beïnvloed kan zijn. In hoofdstuk 2.4 hebben we aangetoond dat 2.2% van patiënten een MSSA opliep tijdens de ziekenhuisopname. Ook hebben we hier de resultaten van de neuskweken afgenomen voor de studie vergeleken met de resultaten van klinische kweken. Van de patiënten die een positieve neuskweek en een positieve klinische kweek hadden, was voor 15.9% de studiekweek niet identiek aan de klinische kweek. Dit wijst erop dat deze patiënten een MSSA hebben opgelopen tijdens de opname of dat de neuskweek bij opname MSSA types heeft gemist. Onze resultaten laten zien dat transmissie in het ziekenhuis vaak onopgemerkt blijft, wat hiaten in de huidige screeningsmethoden laat zien. We hebben acquisitie van ESBL-E bij twintig patiënten en van MSSA bij 15 patiënten geobserveerd, die in theorie voorkomen hadden kunnen worden. We concluderen dat de huidige screenings en surveillance methoden in het ziekenhuis verbeterd moeten worden. Screening van patiënten bij opname Hoewel patiënten in Nederland niet standaard gescreend worden voor BRMO/MRSA bij opname, is er wel een landelijk ingevoerd risico assessment bij opname om zodoende risico geleid te screenen. Dit risico assessment bestaat uit zeven vragen, om te bepalen wat het risico is op het dragen van een BRMO (Tabel 1). In het Erasmus MC is er nog een achtste vraag toegevoegd, namelijk “bent u professioneel zeevaarder”. Als patiënten volgens het assessment een risico hebben om drager van een BRMO te zijn, worden zij in isolatie geplaatst en worden er screeningskweken afgenomen om te bepalen of zij inderdaad drager zijn. Het risico assessment is echter niet compleet. Zo is reizen bij gezonde vrijwilligers een bekende risicofactor voor het oplopen van BRMO, specifiek reizen naar Zuidoost-Azië. Op dit moment bevat het risico assessment nog geen vraag over recente reisgeschiedenis van patiënten. In hoofdstuk 2.2 hebben wij onderzocht of patiënten bij opname drager waren van een BRMO, en hebben wij aan hen een questionnaire gegeven waarin gevraagd werd of zij in het afgelopen jaar op reis zijn geweest. Uit de resultaten bleek dat de helft van de opgenomen patiënten in het afgelopen jaar op reis is geweest, maar dat slechts een klein percentage van de patiënten buiten Europa was geweest. Bij de patiënten die binnen Europa op reis waren geweest was 3.4% drager, vergeleken met 13.3% van patiënten die buiten Europa op reis waren geweest. De patiënten in onze studie gaven aan dat zij een beleid van screenen en isoleren van patiënten die op reis zijn geweest steunen. Wij concluderen dat het aanvullen van het BRMO-risico assessment met een vraag over recente 210 Chapter 5

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw