Adriënne van der Schoor

geen uitbraak plaatsvindt. In hoofdstuk 3.2 hebben wij de bacteriële contaminatie van de omgeving in het oude en nieuwe ziekenhuisomgeving bepaald, nadat wij over een periode van 3 jaar omgevingssamples hebben afgenomen. We vonden dat slechts 3.3% van de oppervlakten in de oudbouw en 0.1% van de oppervlakten in de nieuwbouw gecontamineerd waren met BRMO, terwijl studies uit andere landen vonden dat tot wel 55% van patiëntenkamers gecontamineerd was. In hoofdstuk 2.4 hebben we de contaminatie van de ziekenhuis omgeving met S. aureus bepaald. De contaminatie met MSSA was met 3.0% van de oppervlakten in de oudbouw en 2.8% van de oppervlakte in de nieuwbouw ook laag. Een studie in het Verenigd Koninkrijk vond MSSA/MRSA op 5.3%- 16.1% van de gesamplede oppervlakten (Dancer et al., Int J Environ Health Res. 2008 Oct;18(5):357-64). Ook vonden we dat oppervlakten niet langdurig gecontamineerd waren met hetzelfde micro-organisme. De lage omgevingscontaminatie kan deels verklaard worden door de lage BRMO-prevalentie in Nederland, maar aangezien de prevalentie van MSSA in Nederland niet lager is vergeleken met andere landen, lijkt het dat andere factoren een belangrijke rol spelen in de lage omgevingscontaminatie. Een verklarende factor zou onze sampling methode met katoenen swabs kunnen zijn. Hoewel samplen met swabs een aantal voordelen heeft, zoals dat elk type oppervlak gesampled kan worden, kan het ook leiden tot een onderschatting van de contaminatie. Aan de andere kant zorgt geen enkele samplingmethode voor 100% detectie, en dus leidt elke methode automatisch tot een onderschatting. Een tweede verklaring kan zijn dat er droog biofilm aanwezig is op de gesamplede oppervlaktes. Droog biofilm zorgt dat bacteriën minder goed gedetecteerd kunnen worden. Als laatste kan onze schoonmaakactiviteiten invloed hebben op de lage contaminatie. In ons ziekenhuis maken we dagelijks schoon met een klam vochtige microvezel doek, zonder toegevoegde schoonmaak of desinfectieproducten. In de nieuwbouw is er een eindschoonmaak geïntroduceerd, na ontslag van de patiënt. Desinfectie wordt alleen toegepast op indicatie, bijvoorbeeld wanneer een patiënt die bekend drager is van MRSA wordt ontslagen. Aangezien alle sample methoden tot een onderschatting van de omgevingscontaminatie leidt, en elk ziekenhuis droog biofilm op oppervlakte heeft, achten wij het schoonmaak protocol de meest voor de hand liggende verklaring voor de lage geobserveerde contaminatie. Wel is het belangrijk dat ons ziekenhuis pas drie jaar oud is en de lage contaminatie ook het gevolg kan zijn van het relatief nieuwe gebouw. Het is echter niet bekend hoe snel contaminatie plaatsvindt en wanneer dit stabiliseert. In hoofdstuk 2.4 hebben we ook gekeken of we transmissie van S. aureus van patiënten naar de omgeving en van de omgeving naar patiënten vast konden stellen. Hiervoor hebben we S. aureus uit klinische kweken van patiënten met een epidemiologische link met een S. aureus positieve kamer en S. aureus uit de omgevingskweken met elkaar vergeleken. Met een epidemiologische link bedoelen we dat de patiënt binnen drie maanden voor of na het afnemen van omgevingssamples opgenomen was op de afdeling waar de S. aureus positieve kamer was. Van de 16 patiënten met een epidemiologische link was het merendeel van de patiënten waarbij de S. aureus uit de klinische kweken identiek was aan S. aureus uit de omgeving was opgenomen tijdens het samplen van de omgeving, of was kort daarvoor 5 213 Nederlandse samenvatting

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw