Moniek Hutschemaekers

157 Nederlandse Samenvatting niet blootgesteld wordt aan de sociale situatie (bijvoorbeeld niet naar een feestje gaan). Veiligheidsgedrag is erop gericht om in de sociale situatie de angst zo laag mogelijk te houden (bijvoorbeeld oogcontact vermijden). Beide gedragingen zorgen ervoor dat angst op de korte termijn zakt, maar op de lange termijn houden ze de angst juist in stand. Op deze manier kan iemand met SAS namelijk niet leren dat zijn/haar angstige verwachting over een sociale situatie (bijvoorbeeld afgewezen of uitgelachen worden) niet uit hoeft te komen. Immers, als je nooit naar een feestje gaat kun je ook niet ervaren dat mensen je daar niet zullen uitlachen of afwijzen. Naast deze duidelijke, openlijke vormen van vermijding hebben mensen met SAS ook meer subtiele, impliciete vormen van vermijding. Een voorbeeld hiervan is dat zij in het algemeen moeite hebben om bij experimentele computertaken in het lab plaatjes van boze gezichten, die zij als dreigend ervaren, door middel van een joystick naar zich toe te trekken (te benaderen). Deze meer impliciete vormen van vermijding liggen mogelijk ten grondslag aan meer openlijke vormen van vermijding en het wordt verondersteld dat deze vormen van vermijding effectieve therapie in de weg staan. Het doorbreken van vermijdings- en veiligheidsgedrag is dan ook een belangrijke focus in therapie voor SAS. Cognitieve gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de meest effectieve behandeling voor SAS, maar ondanks dat CGT effectief is, knapt slechts 45-55% van de mensen met SAS op van deze behandeling. Het doel van CGT is om disfunctionele overtuigingen ten aanzien van sociale dreiging (bijvoorbeeld “ik zal afgewezen worden in een sociale situatie”) te beïnvloeden door middel van cognitieve (bijvoorbeeld gedachtenschema’s) en gedragsmatige technieken (bijvoorbeeld exposure). Exposure wordt gezien als de meest cruciale interventie in CGT. Bij exposure wordt iemand met SAS herhaaldelijk blootgesteld aan sociale situaties zonder dat de verwachte negatieve uitkomst (sociale afwijzing) optreedt. Het proces van extinctie, waar in het lab veel onderzoek naar is gedaan, helpt het werkingsmechanisme van exposure beter te begrijpen. In dit proces wordt een stimulus (CS) die voorheen gekoppeld was aan een aversieve uitkomst (US) herhaaldelijk aangeboden zonder gevolgd te worden door deze aversieve uitkomst (geen US). Dit zorgt ervoor dat de angst afneemt. Bijvoorbeeld wanneer iemand met SAS in exposuretherapie herhaaldelijk wordt blootgesteld aan het geven van een presentatie aan een klein publiek (CS) zonder dat hij/zij wordt uitgelachen (geen US), zal diegene in de toekomst in mindere mate verwachten dat het geven van een presentatie leidt tot sociale afwijzing. Vermijdings- en veiligheidsgedragingen worden in exposuretherapie ontmoedigd, omdat ze het effect van de therapie negatief beïnvloeden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw