Liesbeth Kool

214 | Chapter 10 SV hadden de hoogste kans op een hoge bevlogenheid. Kwalificaties op master- of PhDniveau en werkstatus werden geassocieerd met bevlogenheid, alsmede alle gemeten hulpbronnen. In tegenstelling tot eerdere internationale onderzoeksbevindingen was jong zijn en minder werkervaring hebben niet gerelateerd aan burn-out symptomen van Nederlandse SV. Hoofdstuk 5 beschrijft een mixed-methods studie waarin de intenties van Nederlandse verloskundigen om in het beroep te blijven zijn onderzocht, naast de redenen om daadwerkelijk te stoppen. Deze studie heeft als doel om het percentage van- en de vertrekredenen in kaart te brengen. We gebruikten een mixed-methods design met een kwantitatieve vragenlijst (N=726) gevolgd door een tweede deel met kwalitatieve interviews (N=17) met verloskundigen die waren gestopt met de uitvoering van hun beroep. Bijna een derde van de respondenten overwoog het beroep vaarwel te zeggen. De beslissing om daadwerkelijk uit het beroep te stappen was het resultaat van een proces waarin verloskundigen eerst probeerden zich aan te passen aan hun werkomstandigheden, gevolgd door gevoelens van frustratie en uiteindelijk gevoelens van verminderde betrokkenheid bij het werk. In vergelijking met internationale cijfers vonden we een lager percentage verloskundigen dat overwoog het beroep te verlaten. Dit zou verklaard kunnen worden door de verschillen in de organisatie van de verloskundige zorg en de relatief hoge autonomie van de Nederlandse verloskundigen. Innovaties in de organisatiestructuur die zich richten op continuïteit van zorg voor zwangeren, werktevredenheid voor verloskundigen en het opbouwen van een duurzaam personeelsbestand kunnen leiden tot een grotere retentie van verloskundigen. Hoofdstuk 6 beschrijft een kwalitatief onderzoek naar de percepties van de zittende groep verloskundigen ten aanzien van startende verloskundigen. Dit artikel onderzoekt de percepties van ervaren verloskundigen met betrekking tot: (1) het functioneren en de overgang naar de praktijk van SV en (2) hun ondersteunende rol in deze overgang. De opzet was een kwalitatieve studie met focusgroepen. De percepties van ervaren verloskundigen werden onderzocht door middel van zeven semigestructureerde focusgroepen (N=46 deelnemers). Verloskundigen zagen SV als collega's die nog onvoldoende zicht hadden op al hun taken en verantwoordelijkheden. Ze ervoeren als minder toegewijd aan de praktijkorganisatie. De ondersteuning in de praktijken was informeel georganiseerd met een gebrek aan inwerken. In de ziekenhuissetting kregen SV een introductieperiode, die formeel georganiseerd was met opbouw in taken en verantwoordelijkheden. Ervaren verloskundigen erkenden de noodzaak om SV te ondersteunen, maar in de praktijk liepen ze tegen barrières aan. De verschillen tussen de verwachtingen van ervaren verloskundigen over SV en de realiteit leken eerder af te hangen van de tijdelijke arbeidscontracten en werkomgeving dan van de

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw