Evert den Drijver

171 Nederlandse samenvatting aangetoond onder Nederlandse dierenartsen in vergelijking met de algemene bevolking (Meijs et al. 2021). Bovendien zijn andere risicofactoren voor intestinale dragerschap van ESBL-producerende Enterobacterales geïdentificeerd, zoals recent antibioticagebruik of gebruik van maagzuurremmers (E. A. Reuland et al. 2016; Huizinga et al. 2017). Hoewel in mindere mate dan ESBL, is de prevalentie van plasmide-gecodeerde AmpC-producerende Enterobacterales in Nederland onderwerp geweest van verschillende studies. Hoofdstuk 2 biedt inzichten in de epidemiologie van dit resistentiemechanisme, met name gericht op de situatie in Nederland. De meeste studies hebben zich gericht op rectaal of perineaal dragerschaap in zowelziekenhuizen als onder de algemene bevolking. In de algemene bevolking varieert de prevalentie van plasmidegecodeerde AmpC-producerende E. coli tussen de 0,2% en 1,3%, wat wijst op een relatief lage prevalentie in vergelijking met ESBL-producerende E. coli (Van Hoek et al. 2015; E. Ascelijn Reuland et al. 2015; van den Bunt et al. 2017). Daarentegen hebben studies uitgevoerd in landen in Azië en Afrika hogere prevalenties gerapporteerd (Rodríguez-Guerrero et al. 2022). Zo detecteerden Huang et al. dat tot 16,1% van de gezonde volwassen deelnemers in Taiwan fecale dragers waren van plasmide-gecodeerde AmpC-producerende E. coli en/of K. pneumoniae (Y.-S. Huang et al. 2020). Bassyouni et al. vonden een prevalentie van 5,0% plasmide-gecodeerde AmpC-producerende E. coli in ontlastingsmonsters van Egyptische zorgmedewerkers, terwijl Chirindze et al. een prevalentie van 5,8% rapporteerden in ontlastingsmonsters van studenten in Mozambique (Bassyouni, Gaber, and Wegdan 2015; Chirindze et al. 2018). Het is belangrijk op te merken dat variaties in onderzoekspopulaties en screeningsmethodologieën directe vergelijkingen tussen verschillende regio’s aanzienlijk bemoeilijken. Hoewel de prevalentie van AmpC-producerende Enterobacterales in Nederland beperkt onderzocht is, is het vergelijken van de resultaten in de loop van de tijd uitdagend gebleken vanwege de heterogeniteit van de onderzoekspopulaties. In dit proefschrift beschrijft Hoofdstuk 3 een onderzoek naar de prevalentie van rectaal dragerschap bij opgenomen patiënten over een periode van vier jaar, wat de mogelijkheid biedt om trends effectiever te analyseren. Interessant genoeg werd in ons onderzoek geen significante verandering in de prevalentie van plasmide-gecodeerde AmpCproducerende E. coli waargenomen gedurende de onderzoeksperiode. Er werd echter een afname van chromosoom-gecodeerde AmpC-producerende E. coli gedetecteerd, wat wijst op mogelijke variaties in de dynamiek van verschillende resistentiemechanismen. Op vergelijkbare wijze toonde een onderzoek naar trends in ESBL-dragerschap bij opgenomen patiënten over het algemeen een stabiele ESBL-prevalentie aan, waarbij specifiek een afname van CTX-M-1-achtige ESBL-genen werd waargenomen

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw