Hanneke van der Wijngaart

180 CHAPTER 7 laat beschikbaar komen. Met het nieuwe persoonlijke vergoedingsmodel worden patiënten gedurende de eerste 16 weken met studiemedicatie behandeld, beschikbaar gesteld door de fabrikant. Indien de patiënt baat heeft bij de behandeling na 16 weken wordt dit gezien als “stand der wetenschap en praktijk” voor deze individuele patiënt, en wordt daarmee vanaf dat moment vergoede zorg. Hiermee komt ook voor meer patiënten met zeldzame vormen van kanker met een specifieke biomarker een mogelijk effectieve behandeling met doelgerichte medicijnen weer een stap dichterbij. In hoofdstuk 3 beschreven wij de resultaten van een tweede cohort binnen de DRUP studie. In dit cohort werden 24 patiënten met 9 verschillende tumortypes, bij wie in het tumor-DNA een inactivatie van het BRCA1- of BRCA2-gen werd vastgesteld, behandeld met de PARP-remmer olaparib. Genmutaties in BRCA1/2, met name in de kiembaan, kennen we vooral bij eierstokkanker en borstkanker. Echter deze mutaties komen ook voor bij 1.8% (verworven) - 2.7% (kiembaan) van alle andere vormen van kanker. Inactivatie van BRCA1/2 veroorzaakt een defect in het DNA reparatiesysteem, waardoor een specifieke vorm van DNA-schade niet meer gerepareerd kan worden (homologe recombinatie deficiëntie). Deze eigenschap maakt de kankercellen gevoelig voor behandeling met een PARP-remmer. Olaparib zorgt voor ophoping van DNA-schade in de kankercel door blokkade van een ander essentieel reparatie-eiwit, waardoor de kankercel sterft. In ons cohort had 58% van de 24 patiënten baat bij een behandeling met olaparib. Wanneer we inzoomen op de patiënten die een volledig verlies van BRCA1/2 functie had, had 73% van hen baat bij de behandeling. Onder hen waren ook meerdere patiënten met tumortypes die voor zover bekend niet “BRCA-geassocieerd” zijn. Van de zogenaamde “BRCA-geassocieerde tumortypes (borstkanker, eierstokkanker, prostaatkanker en alvleesklierkanker) weten we inmiddels dat BRCA-mutaties vaker voorkomen en dat zij doorgaans gevoelig lijken te zijn voor behandeling met PARP-remmers. Onze resultaten tonen aan dat ook bij andere tumortypes in aanwezigheid van volledig functieverlies van BRCA1/2 een behandeling met een PARP-remmer overwogen kan worden. Bevestiging van de resultaten van dit cohort in een onafhankelijk expansiecohort binnen de DRUP studie is momenteel in voorbereiding. Interessant genoeg waren er in ons cohort ook patiënten met volledig verlies van BRCA functie, maar die geen baat hadden bij een behandeling met olaparib. Bij vrijwel al deze patiënten werd naast de BRCA mutatie ook een andere oncogene drivermutatie gevonden. Ondanks de aanwezigheid van de BRCA-mutatie lijkt in die gevallen de tumorgroei niet afhankelijk te zijn van de BRCA-signaleringsroute, en is behandeling met een PARP-remmer waarschijnlijk niet opportuun. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of respons op een PARP-remmer mogelijk beter op een andere manier voorspeld zou kunnen worden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de Homologe Recombinatie Deficiëntie-score (HRD-score) als biomarker, een maat voor hoe goed (of slecht) de kankercellen in staat zijn om DNA-schade te herstellen. THERAPIESELECTIE OP BASIS VAN FOSFO-EIWIT PROFIELEN De aanwezigheid van een duidelijke genetische biomarker in kankercellen die voorspellend is voor de respons op een behandeling is een van de hoekstenen van de precisie-oncologie.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw