Savannah Boele

Samenvatting (Summary in Dutch) A 245 SAMENVATTING / SUMMARY IN DUTCH Elke persoon is uniek, one of a kind, en wordt gevormd door talloze ervaringen. Een van de belangrijkste ervaringen die ons vormen, vinden plaats in de relatie met onze ouders (of andere opvoeders; Bronfenbrenner, 2005; Sameroff, 2010). Deze invloeden in de ouder-kind relatie zijn complex. Hoe ouders zich gedragen heeft invloed op het dagelijkse functioneren als zowel de lang termijn ontwikkeling van hun kinderen. Daarnaast hebben kinderen ook invloed op hun ouders (Bronfenbrenner, 2005; Granic et al., 2008) en de manier waarop ze elkaar beïnvloeden varieert waarschijnlijk van gezin tot gezin (Belsky & Pluess, 2009; Darling & Steinberg, 1993). Mogelijk functioneert zelfs elk gezin op een unieke manier (Bronfenbrenner, 2005; Granic et al., 2008). Wetenschappelijk onderzoek naar opvoeding tijdens de adolescentie, de periode tussen 10 en 25 jaar (Smetana & Rote, 2019; Steinberg, 2014), richt zich vaak op hoe ouders bijdragen aan de mentale problemen van hun kind (Pinquart, 2017a). De adolescentie blijkt namelijk een kwetsbare periode te zijn voor het ontwikkelen van bijvoorbeeld depressie en angst (Shorey et al., 2022). Maar hoe ouders het welzijn van hun eigen kinderen het beste kunnen ondersteunen tijdens de adolescentie, blijft tot op heden een moeilijke vraag, omdat de huidige wetenschappelijke kennis nog weinig valide inzichten biedt. De grote meerderheid van empirische studies naar het opvoeden van adolescenten is namelijk gericht op het identificeren van algemene opvoedprincipes of -patronen (zie Hoofdstuk 2; Boele et al., 2020). Als vakgebied is er hierdoor veel begrip ontwikkeld over patronen op basis van groepsgemiddeldes. Zo laten veel studies bijvoorbeeld zien dat adolescenten die relatief hoge niveaus van ouderlijke steun ervaren, minder mentale problemen vertonen dan adolescenten die minder ouderlijke steun ervaren (Pinquart, 2017a, 2017b). Maar vertellen deze patronen op groepsniveau wel iets over hoe het eraan toe gaat binnen echte gezinnen, die mogelijk afwijken van het ‘gemiddelde gezin’? Methodologisch werk heeft hierover veelvuldig twijfels opgeroepen (Fisher et al., 2018; Hamaker, 2012; Molenaar, 2004). Patronen op basis van groepsgemiddeldes (zoals correlaties of longitudinale associaties op groepsniveau) geven weinig tot geen informatie over hoe ouders en adolescenten binnen hetzelfde gezin elkaar beïnvloeden. Bijvoorbeeld: voelt een adolescent zich slechter als hun eigen ouder minder steunend is dan normaal? En als een adolescent zich slechter voelt, gaan ouders als reactie dan juist meer steun geven? Daarnaast is door het veelvuldig gebruik van groepsgemiddeldes weinig kennis tot stand gekomen over hoe (en waarom) invloeden tussen ouders en

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw