Savannah Boele

Appendices 248 Deze dissertatie laat dus de noodzaak zien naar studies op micro- en mesotijdschalen. Bovendien geven mijn bevindingen aan dat toekomstig onderzoek voorzichtig moet zijn met het generaliseren van effecten over verschillende tijdschalen, omdat resultaten kunnen variëren op verschillende tijdschalen. De nieuwe bevindingen geven ook aanleiding om theorieën te verfijnen. Specifiek zijn er verfijnde theoretische ideeën nodig die expliciete hypothesen formuleren over de tijdschalen waarop opvoedingsprocessen plaatsvinden. Dit is een belangrijke richting voor vervolgonderzoek. Doelstelling 3: De heterogeniteit tussen gezinnen in hun verbanden tussen opvoedingsdimensies en het functioneren van adolescenten kwantificeren en verklaren Veel theorieën stellen dat invloeden tussen ouders en kinderen variëren van gezin tot gezin. Sommige stellen dat invloeden verschillen tussen subgroepen (Belsky & Pluess, 2009; Darling & Steinberg, 1993; Soenens et al., 2015) en anderen stellen dat ze uniek zijn voor elk gezin (Bronfenbrenner, 2005; Sameroff, 2010; Van Geert & Lichtwarck-Aschoff, 2005). Ondanks deze theoretische consensus ontbreekt er empirische kennis over hoe en waarom gezinnen verschillen in hun opvoedingsprocessen tijdens de adolescentie. Mijn systematische review (Hoofdstuk 2) toonde namelijk aan dat minder dan de helft van de bestaande studies zulke heterogeniteit had onderzocht. Daarom heb ik in deze dissertatie onderzocht (doel 3a) in welke mate invloeden tussen opvoeding en het functioneren van adolescenten binnen gezinnen varieert tussen gezinnen en (doel 3b) welke kenmerken van adolescenten dit kunnen verklaren. De eerste empirische studie (Hoofstuk 3) leverde weinig bewijs dat subgroepen van adolescenten gemiddeld verschilden in de manier waarop ouderlijke steun hun depressieve symptomen beïnvloedde, en omgekeerd. Deze bevinding suggereert dat zulke opvoedingsprocessen mogelijk hetzelfde zijn voor gezinnen. Een andere mogelijkheid is echter dat er zelfs binnen subgroepen grote variatie bestaat. Om dit bloot te leggen is een meer gedetailleerde benadering nodig, namelijk een idiografische benadering. Een idiografische benadering is de (intensieve) studie van het individu (Molenaar, 2004, 2009). Met een idiografische benadering wordt elk individueel gezin als een aparte eenheid in de analyse beschouwd. Idiografische analyses vereisen een grote hoeveelheid data per individueel gezin. Om dit toe te kunnen passen hebben ik en mijn collega’s een nieuwe aanpak geïntroduceerd. Deelnemende gezinnen (N = 259) vulden elke twee weken gedurende één jaar herhaaldelijk vragenlijsten in, wat resulteerde in

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw