Stephanie Vrede

CHAPTER 9 208 Het belang van moleculaire classificatie in hooggradige tumoren is bevestigd in hoofdstuk 4. Hier hebben we onderzocht of pure clear cell carcinoom (CCC) verschilt van de mixed type CCC op gebied van moleculaire, IHC markers en prognose. In een retrospectieve cohortstudie van in totaal 43 patiënten (n=22 pure CCC en n=21 gemixte CCC) werd de moleculaire classificatie bepaald middels NGS. Daarnaast werden IHC kleuringen voor de hormoon receptoren, L1 cel adhesie molecule (L1CAM) en de ‘mismatch repair deficiency’(MMRd) eiwitten (MSH6 en PMS2) verricht. Patiënten met een pure CCC hadden significant vaker TP53 mutaties en patiënten met een mixed type vaker MSI/MMRd en een verhoogde progesteron expressie >10%, daarnaast hadden patiënten met pure CCC een significant slechtere prognose dan de mixed CCC. De multivariate analyse liet zien dat met name TP53 mutatie een belangrijke significante variabele is voor een verminderde ziekte-specifieke overleving, histologie (pure en mixed CCC) was hierbij niet significant. De ESMO-ESGO-ESTRO 2016 (European Society for Medical Oncology - European Society of Gynaecological Oncology - European SocieTy for Radiotherapy & Oncology) risicoclassificatie groepen hebben als doel patiënten te identificeren voor afstemmen van adjuvante therapie. IHC biomarkers met een bewezen prognostische relevantie binnen EC zijn hierbij niet meegenomen. In hoofdstuk 5 hebben we in een retrospectieve studie binnen ENITEC onderzocht of preoperatieve IHC biomarkers prognostisch relevant zijn naast de klierstatus en binnen de ESMO-ESGO-ESTRO 2016 risicogroepen. In totaal werden 763 patiënten geïncludeerd voor analyse. Patiënten met een positieve klierstatus en een abnormale expressie van IHC lieten een significant verminderde recidiefvrije overleving zien (p53-abnormal, L1CAM+) en een significant verminderde ziekte-specifieke overleving (p53abnormal, L1CAM+, oestrogeen en progesteron receptor -). Patiënten met een abnormale IHC expressie en de ‘high’ en ‘advanced/metastatic’ risicogroep lieten een significant lagere recidiefvrije overleving zien in vergelijking met normale IHC expressie in die risicogroep. Binnen de multivariate analyses van de ziektespecifieke overleving waren abnormale expressie van p53 en de hormonale biomarkers naast de ‘high’ en ‘advanced/metastatic’ onafhankelijke prognostische factoren. De onderzochte biomarkers zowel als de lymfklierstatus zijn dus prognostisch relevant binnen de ESMO-ESGO-ESTRO 2016 risicogroepen. In hoofdstuk 6 hebben we in een retrospectieve studie binnen het ENITEC cohort en een cohort uit Vancouver (Canada), onderzocht wat de rol van hormonale biomarkers is binnen de moleculaire classificatie. Moleculaire subgroepen werden bepaald middels NGS of een combinatie van NGS en IHC. De expressie van de hormonale biomarkers werd onderverdeeld in drie risicogroepen: oestrogeen + progesteron receptor (ER+PR) expressie 0-10%, 20-80% en 90-100%. Wanneer de oestrogeen en progesteron receptor expressie niet in dezelfde risicogroep vielen, werden ze ‘discordant’ genoemd. In totaal werden 739 patiënten geïncludeerd, POLE mutatie aanwezig in 9.1%, MMRd in 27.6%, p53 mutatie

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw