Appendices 140 De pathofysiologische processen die ten grondslag liggen aan verschillende met proteïnurie gepaard gaande nierziekten, kunnen ver uiteen liggen. Zo zijn er aandoeningen die vooral gekenmerkt worden door verlittekening van glomeruli, zoals focale segmentale focale glomerulosclerose en diabetische nefropathie. Andere ziektes worden juist weer vooral als auto-immuun aandoeningen geclassificeerd, zoals lupus nefritis en membraneuze nefropathie. Daarnaast zijn er ook verschillende monogenetische aandoeningen die gepaard gaan met proteïnurie. In deze ziektes is er vaak sprake van een podocytopathie of probleem in de tubulaire reabsorptiecapaciteit. Hoewel de onderliggende pathofysiologische mechanismen tussen deze ziektes van elkaar verschillen, kunnen ze toch overlappende kenmerken hebben in de wijze waarop proteïnurie ontstaat. Gezien proteïnurie een onafhankelijke risicofactor is voor progressie van schade aan de nier, cardiovasculaire ziektes en sterfte, is het verminderen (of voorkómen) van proteïnurie een van de doelen in het behandelen van patiënten met chronische nierinsufficiëntie. De behandeling van chronische nierinsufficiëntie richt zich tot op heden vooral nog op algemeen (cardio)vasculair risicomanagement, zoals het verlagen van de bloeddruk en het cholesterol, maar er is nog geen behandeling die zich specifiek op de proteïnurie richt. Om dat mogelijk te kunnen maken, is een beter begrip vereist van de mechanismen die leiden tot het ontstaan van proteïnurie. In dit proefschrift wordt een combinatie van experimenten in celkweek, experimentele diermodellen, histopathologisch onderzoek en een patiënt cohort onderzoek toegepast om de paden leidend tot proteïnurie verder te onderzoeken. Nefropathische cystinose In hoofdstuk 2 wordt een experimenteel zebravissenembryo model van de erfelijke aandoening 'nefropathische cystinose' geïntroduceerd. Nefropathische cystinose is een monogenetische aandoening. Een mutatie in het CTNS gen leidt tot stapeling van cystine in lysosomen, wat kristalvorming en schade aan weefsels veroorzaakt. Zonder behandeling is nefropathische cystinose een dodelijke aandoening. De behandeling is nu nog beperkt tot het gebruik van cysteamine. Dit middel voorkomt nieuwe schade, maar kan bestaande schade niet herstellen. Daarnaast kent het vele bijwerkingen, zoals misselijkheid, braken en diarree. Het hier geïntroduceerde model van een zebravisembryo met homozygote ctns mutatie vertoont veel overeenkomsten met het fenotype van nefropathische cystinose in de mens. De gemuteerde zebravissenembryo’s ontwikkelen stapeling van cystine, vertraagde ontwikkeling en glomerulaire en tubulaire dysfunctie. Behandeling met cysteamine kon deze schade deels voorkomen. Hiermee wordt aangetoond dat dit een geschikt experimenteel model is voor het onderzoeken van de pathofysiologie en eventuele nieuwe behandelingen van nefropathische cystinose.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw