Linda Joosten

204 SAMENVATTING ALGEMENE INLEIDING In Hoofdstuk 1, de algemene inleiding, wordt ter illustratie van belangrijke hiaten in het bewijs over de behandeling van atriumfibrilleren (AF), met name bij kwetsbare oudere patiënten, de casus van mevrouw de Jong geïntroduceerd. Zo is het onduidelijk of kwetsbare oudere patiënten met AF veilig kunnen overstappen van een vitamine K antagonist (VKA) naar een niet-VKA oraal anticoagulans (NOAC). Zowel VKA's als NOAC's zijn orale anticoagulantia die worden voorgeschreven om het risico op een ischemische beroerte bij patiënten met AF te verminderen. Een belangrijke bijwerking van orale anticoagulantia, die inherent is aan de werking, is een verhoogd risico op bloedingen. Het CHA2DS2-VASc model wordt veel gebruikt om een balans te vinden tussen de werkzaamheid en veiligheid van orale anticoagulantia, ondanks dat de nauwkeurigheid ervan onderwerp van discussie blijft. Verder wordt in de algemene inleiding het belang benadrukt van het uitvoeren van kwalitatief hoogwaardig onderzoek, waaronder gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek, in de kwetsbare oudere populatie. Immers, gevonden bewijs bij een relatief jonge en vitale populatie kan niet simpelweg worden gegeneraliseerd naar kwetsbare ouderen. PATHOFYSIOLOGIE VAN HET VERHOOGDE RISICO OP ISCHEMISCHE BEROERTE BIJ PATIENTEN MET ATIRUMFIBRILLEREN In Hoofdstuk 2 wordt betoogd dat niet alleen bloedstase in fibrillerende atria een rol speelt bij het ontstaan van embolie die een ischemische beroerte kunnen veroorzaken, maar ook de andere twee aspecten van de Trias van Virchow voor trombogenese: veranderingen in bloedbestanddelen en veranderingen in de wanden van bloedvaten en atria. Dit ondersteunt het standpunt dat AF moet worden beschouwd als een systemische cardiovasculaire aandoening in plaats van alleen een hartritmestoornis. Dit is in lijn met het ‘Atrial Fibrillation Better Care (ABC) pathway’ zoals opgenomen in de meest recente richtlijnen van de European Society of Cardiology,1 en onderzocht in de praktijk middels bijvoorbeeld het ALL-IN onderzoek waarin werd aangetoond dat een geïntegreerde generalistische benadering van AF patiënten leidde tot een vermindering van de algehele sterfte van 45%.2 Om de behandeling van AF verder te verbeteren moet er meer onderzoek worden uitgevoerd naar stollingsmechanismen die gerelateerd zijn aan het optreden van AF zelf en de associatie ervan met ischemische beroerte.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw