205 SAMENVATTING GESLACHTS- EN LEEFTIJDSSPECIFIEKE ASSOCIATIE VAN NIEUW ONTSTAAN ATRIUMFIBRILLEREN MET MORTALITEIT BIJ COVID-19 PATIËNTEN Binnen een maand na het optreden van een luchtweginfectie, zoals het coronavirus (COVID-19), is het risico op hart- en vaatziekten (waaronder het ontwikkelen van AF) 1,5 tot 5 keer hoger.3 Bovendien was bij patiënten die met COVID-19 werden opgenomen in het ziekenhuis tijdens de eerste golf in 2020, nieuw ontstaan AF geassocieerd met een verhoogd risico op mortaliteit.4–6 In Hoofdstuk 3 werden gegevens van een groot internationaal multicenter registeronderzoek (CAPACITYCOVID) gebruikt om te onderzoeken hoe dit verhoogde risico op mortaliteit bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten met COVID-19 wordt beïnvloed door geslacht en leeftijd.7 Voor dit doel werden multivariabele logistische regressieanalyses gebruikt.7 In dit onderzoek werden 5.782 patiënten geïncludeerd.7 7.3% van deze patiënten ontwikkelde nieuw AF en/of atriumflutter (AFL) tijdens de ziekenhuisopname. Dit werd geassocieerd met een twee- tot driemaal verhoogd risico op sterfte in het ziekenhuis bij mannen van 60-72 jaar, een effect dat niet werd waargenomen bij vrouwen.7 Deze resultaten hebben de identificatie van subgroepen van COVID-19 patiënten verbeterd bij wie de prognostische impact van nieuw ontstaan AF en/of AFL op mortaliteit het meest uitgesproken is. VARIATIE IN HET AANTAL BEROERTES EN VOORDEEL VAN ANTISTOLLING BIJ ATRIUMFIBRILLEREN Een goede behandeling van AF met orale anticoagulantia begint met het identificeren van patiënten die wel en die geen baat hebben bij deze medicatie. Het belangrijkste is dat de vermindering van het risico op een beroerte opweegt tegen het verhoogde risico op bloedingen. In Hoofdstuk 4 wordt een ingezonden brief gepresenteerd waarin een reactie op een gepubliceerd artikel is opgenomen over variatie in het risico op een beroerte volgens het CHA2DS2-VAsc model en het voordeel van antistolling bij patiënten met AF.8 De auteurs van het gepubliceerde artikel rapporteerden dat er onzekerheid bestaat over de drempelwaarde van de CHA2DS2-VASc score waarboven behandeling met anticoagulantia moet worden gestart.9 Ze stelden dat deze onzekerheid meer aandacht zou moeten krijgen in AF richtlijnen.9 In de ingezonden brief werden de resultaten van een grote systematische review en meta-analyse, waarin een vergelijkbare conclusie werd getrokken, aangehaald om de conclusie van de auteurs te ondersteunen. In de meta-analyse was een grote heterogeniteit zichtbaar in voorspelde risico’s op een beroerte, met name bij de CHA2DS2-VASc scores 1, 2 en 3 welke een belangrijke rol spelen bij de beslissing over het voorschrijven van anticoagulantia.10 A
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw