207 SAMENVATTING gerandomiseerd gecontroleerd, pragmatisch, multicenter, niet-geblindeerd superioriteitsonderzoek.16 In het onderzoek werden kwetsbare oudere patiënten in een ambulante setting geïncludeerd.16 Voor het beoordelen van kwetsbaarheid werd de gevalideerde Groningen Frailty Indicator (GFI) vragenlijst gebruikt, die kwetsbaarheid scoort op verschillende domeinen zoals mobiliteit, comorbiditeit, cognitie en het psychosociale domein.16,17 Patiënten van 75 jaar of ouder met een GFI-score van ≥3 die werden behandeld met een VKA voor niet-valvulair AF, bereid waren om over te stappen van een VKA naar een NOAC en bereid en in staat waren om schriftelijke geïnformeerde toestemming te geven kwamen in aanmerking om mee te doen aan het FRAIL-AF onderzoek.16 Patiënten met een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) <30 mL/min/1.73 m2 werden uitgesloten van randomisatie.16 Acht Nederlandse trombosediensten zorgden voor de inclusie van de deelnemers.16 Patiënten die werden gerandomiseerd naar de interventiegroep stapten over van een VKA naar een NOAC.16 De keuze voor een van de vier NOAC's werd overgelaten aan de behandelend arts, vaak de huisarts van de patiënt.16 Patiënten die werden gerandomiseerd naar de controlegroep bleven een VKA (acenocoumarol of fenprocoumon) gebruiken, gericht op een INR waarde tussen 2,0 en 3,0 met monitoring door de Nederlandse trombosediensten.16 De primaire uitkomst was de samenstelling van de eerste grote of klinisch relevante niet-grote bloedingscomplicatie volgens de definities van de International Society on Thrombosis and Haemostasis.16,18,19 Secundaire uitkomsten waren trombo-embolieën en algehele sterfte.16 De follow-up periode was één jaar en alle analyses werden uitgevoerd met behulp van een Cox regressieanalyse op basis van de aan de deelnemers toegewezen interventie.16 De bevindingen van het FRAIL-AF onderzoek worden beschreven in Hoofdstuk 7.20 1.330 kwetsbare oudere AF patiënten werden gerandomiseerd.20 De gemiddelde leeftijd van de geanalyseerde populatie was 83 jaar, 74% had een GFI van ≥4 en de mediane CHA2DS2-VASc score was 4. 20 De meeste patiënten in de interventiegroep stapten over op rivaroxaban (50%), gevolgd door apixaban (17%), edoxaban (16%) en dabigatran (9%) en de dosering volgde de samenvatting van de productkenmerken bij de meeste patiënten (met uitzondering van 6,6% van de patiënten in de interventiegroep die een off-label verlaagde dosering kregen).20 Een van tevoren gespecifieerde tussentijdse analyse was gepland nadat ten minste 160 voorvallen met de primaire uitkomst waren opgetreden.20 De resultaten van deze tussentijdse analyse bleken volledig anders te zijn dan verwacht: de samengestelde primaire uitkomst (d.w.z. de eerste grote of klinisch relevante niet-grote bloedingscomplicatie) trad op bij 101 patiënten in de interventiegroep (incidentiecijfer 17,8 voorvallen per 100 persoonsjaren) en bij 62 patiënten in de controlegroep (incidentiecijfer 10,5 voorvallen per 100 persoonsjaren).20 Daaruit bleek dat het overstappen van een VKA naar een NOAC in vergelijking met het voortzetten van de VKA behandeling het risico op een grote of klinisch relevante niet-grote bloedingscomplicatie verhoogde (hazard ratio (HR) voor de primaire uitkomst van 1,69 met een 95% betrouwbaarheidsinterval (BI) A
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw