Karlijn Hummelink

Nederlands samenvatting 253 8 Achtergrond Longkanker vormt wereldwijd een groot gezondheidsprobleem en staat op de tweede plaats van veelvoorkomende kankers. Daarnaast is longkanker de belangrijkste oorzaak van kanker gerelateerde sterfte. In 2019 werden in Nederland 14.000 patiënten met longkanker gediagnosticeerd en 10.000 patiënten kwamen te overlijden aan de gevolgen van longkanker. In gemiddeld 80% van de patiënten met longkanker is roken de oorzaak. Het meest voorkomende tumortype (85% van de patiënten) is nietkleincellige longkanker (NSCLC, i.e. non-small cell lung cancer). Ongeveer de helft van de NSCLC-patiënten krijgt de diagnose longkanker in een gevorderd stadium (stadium IV), wat betekent dat er metastasen op afstand van de primaire tumor te vinden zijn. In dit stadium kan de ziekte niet meer chirurgisch worden behandeld en spelen systemische therapieën een centrale rol in het behandeltraject. Historisch gezien bestond de behandeling van stadium IV NSCLC voornamelijk uit chemotherapie. Deze aanpak veranderde drastisch na de introductie van doelgerichte therapieën, welke gericht ontworpen zijn voor tumoren met een specifiek moleculair profiel. Deze therapeutische middelen, bekend als tyrosinekinase-remmers (TKI, i.e. tyrosine kinase inhibitors), lieten een significant verbeterde overleving zien in ongeveer 30% van de stadium IV NSCLC patiënten. Om patiënten te selecteren die mogelijk in aanmerking komen voor TKI-behandeling wordt nu in de Nederlandse richtlijn aanbevolen om een uitgebreide moleculaire analyse uit te voeren bij alle nieuw gediagnosticeerde patiënten met stadium IV NSCLC. Voor de patiënten zonder oncogene driver mutatie heeft de ontwikkeling van immuuntherapie, met name de immuun checkpointremmers (ICI, i.e. immune checkpoint inhibitors), geleid tot een paradigmaverschuiving in de behandeling. Een voorbeeld van dit type behandeling is anti-PD-1 therapie, dat gericht is op het blokkeren van de interactie tussen PD-L1 (programmed death-ligand 1), een receptoreiwit dat tot expressie komt op tumorcellen, en PD-1 (programmed cell death protein 1), dat tot expressie komt op geactiveerde T- cellen. Hierdoor kunnen tumorcellen zichzelf minder goed beschermen tegen cytotoxische (CD8+) T-cel-gemedieerde celdood. Hoewel anti-PD-1 therapie nu onderdeel uitmaakt van de eerstelijnsbehandeling voor patiënten zonder oncogene driver mutatie, ondervindt ongeveer 60-70% ziekteprogressie binnen zes maanden na de start van de behandeling. Dit gegeven benadrukt de noodzaak voor zogenaamde 'voorspellende biomarkers' die de respons op anti-PD-1 therapie kunnen voorspellen. Daarnaast is het essentieel om patiënten te onderscheiden die geen baat hebben bij anti-PD-1 therapie. Biomarkers met een hoge negatief voorspellende waarde (NPV, i.e. negative predictive value) kunnen

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw