191 Samenvatting therapietrouw), die respectievelijk 12%, 45%, en 43% van de studiepopulatie vertegenwoordigden. Ondanks dat 28,5% van de patiënten herstel van LRP meldde, onthulde de analyse geen significante correlatie tussen therapietrouwniveaus en verbeteringen in fysieke functionering of pijnintensiteit. Deze afwezigheid van een associatie suggereert een complexe relatie tussen therapietrouw aan TOP-aanbevelingen en LRP-herstel, onderstrepend de noodzaak voor verder onderzoek waarbij zowel longitudinale gegevens als kwalitatief onderzoek naar hoe therapietrouw aan TOPaanbevelingen klinische uitkomsten beïnvloedt worden opgenomen. Hoofdstuk 8 presenteert de discussie over de studie van therapietrouw aan TOPaanbevelingen bij patiënten met LRP als onderdeel van het e-Exercise LRP-project. De rol van fysiotherapeuten in het begeleiden van therapietrouw, de ontwikkeling en validatie van een nieuw therapietrouwmeetinstrument, en de verkenning van het complexe construct van therapietrouw en de impact ervan op behandelresultaten worden benadrukt. Het onderzoek toont verschillende belangrijke resultaten, waaronder de ontwikkeling van de EXAS die goede validiteit en betrouwbaarheid voor de meting van therapietrouw toonde, de acceptatie en waarde van de smartphone-app door patiënten voor het ondersteunen van TOP, en de identificatie van verschillende trajecten van therapietrouw onder patiënten. Verrassend genoeg werd er geen significante associatie gevonden tussen trajecten van therapietrouw en verbeteringen in fysiek functioneren of pijnintensiteit, waardoor eerdere veronderstellingen over de relatie tussen therapietrouw en herstel van LRP in twijfel werden getrokken. De gestratificeerde gecombineerde fysiotherapieinterventie, hoewel niet superieur aan traditionele fysiotherapie in het verbeteren van fysiek functioneren, was effectief in het verminderen van angstvermijdingsopvattingen en het verbeteren van zelf gerapporteerde therapietrouw, met name bij patiënten met een hoog risico op aanhoudende LRP. Ondanks het grondige ontwerp wordt de complexiteit van het correct meten van therapietrouw en de potentie voor gevarieerde interpretaties van therapietrouwgegevens erkend. Verdere verfijning van de EXAS en gespecialiseerde onderzoeksontwerpen die kwantitatieve gegevensverzameling combineren met kwalitatieve methoden worden aanbevolen als de volgende stappen. De bevindingen hebben belangrijke implicaties voor de klinische praktijk en suggereren een behoefte aan gepersonaliseerde, technologie-ondersteunde interventies om therapietrouw te verbeteren. Het onderzoek benadrukt de belangrijke rol van fysiotherapeuten bij het motiveren en ondersteunen van patiënten door middel van op maat gemaakte behandelingen. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op gepersonaliseerde behandelingen waarbij technologische vooruitgang zoals gamification en kunstmatige intelligentie worden opgenomen om ervoor te zorgen dat patiënten de zorg ontvangen die het beste voor hen is. 10
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw