110 overeenkwamen met de coherentierelaties uit de tekst (vgl. Land, 2009). In T1 ging het om een tekst met een probleem-oplossingsstructuur, in T2 om een tekst met een oorzaakgevolgstructuur. In Bijlage D is van ieder vraagtype van de tekststructuuritems een voorbeeld opgenomen. Alle tekststructuuritems zijn verkregen uit een eerdere studie naar de effecten van tekststructuuronderwijs voor leerlingen in het basisonderwijs (Bogaerds-Hazenberg et al., 2024) en zijn derhalve grondig getest. Aangezien in die studie drie toetsen waren gebruikt en er voor onze studie slechts twee nodig waren, konden we op basis van de beschikbare gegevens over de betrouwbaarheid een selectie maken en zo twee parallelle toetsen samenstellen met p-waardes van respectievelijk .54 en .55 en rit-waardes van .45 en .50. Samenvattingstaak Op beide toetsmomenten maakten de leerlingen aansluitend aan de leestoets een samenvatting van een informatieve tekst met een probleem-oplossingsstructuur. De tekst op T1 bevatte 288 woorden en ging over de strijd van Nederland tegen het water. De tekst op T2 had 321 woorden en ging over fileproblematiek in Nederland. Leerlingen kregen daarbij een blad met een schrijfkader dat een indicatie gaf van de maximale lengte van de samenvatting. Ook deze samenvattingstaken zijn ontleend aan het onderzoek van Bogaerds-Hazenberg et al. (2024). Voor het beoordelen van de samenvattingen is per tekst een scoreformulier ontwikkeld. Voor beide teksten bepaalden we wat de belangrijkste kernelementen waren, waarbij de tekststructuur vanzelfsprekend bepalend was. Per kernelement dat leerlingen noemden in hun samenvatting, scoorden ze een punt. Op T1 konden leerlingen maximaal 9 punten halen en op T2 maximaal 8 punten. Voorbeeld (1) en (2) laten achtereenvolgens een hoog en een laag scorende samenvatting zien. (1) Nederland is een waterland, er is dus veel water. Maar hoe beschermen we ons tegen het water? Mensen bouwden vroeger hun huizen op terpen, dat zijn verhoogde stukken land. Veel dieren kwamen om omdat zij op lagere stukken land leefden, dus het water kwam daar sneller bij. We zochten andere oplossingen. Nederland begon ongeveer 1000 jaar geleden met het bouwen van de eerste dijken. Mensen op terpen konden daardoor veilig wonen. Maar de dijken waren niet sterk genoeg. In 1953 braken de dijken door en vele mensen en dieren kwamen om. Oplossingen: nog meer dijken, dijken die er waren sterker maken, gemalen plaatsen en dijken extra controleren. (2) Iedereen wil dat Nederland droog blijft. Daarom werden er dijken gebouwd. Ook werden er gemalen die ons land beschermt. Een mogelijk nadeel van deze wijze van analyseren is dat samenvattingen waarbij leerlingen grote delen van de tekst hebben overgenomen ook veel kernelementen bevatten en daardoor hoog scoren terwijl eigenlijk niet aan de opdracht is voldaan. Om die reden zijn 5 111
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw