11 2. Tekststructuuronderwijs In het zaakvakonderwijs, en daarmee ook in natuur- en techniekonderwijs, worden voornamelijk informatieve teksten gelezen. Deze teksten verschillen sterk van verhalende teksten en zijn voor veel leerlingen moeilijker te begrijpen. Dat komt ten eerste doordat leerlingen halverwege de basisschool doorgaans nog weinig ervaring hebben met het lezen van informatieve teksten (Duke, 2000; Kraal et al., 2018; Williams et al., 2004). Informatieve teksten hebben daarnaast een hoge informatiedichtheid, vragen achtergrondkennis en bevatten vaak academisch taalgebruik (Kintsch & Young, 1984; Meyer & Ray, 2011). Tenslotte zijn informatieve teksten heel anders gestructureerd dan verhalende teksten. Vaak worden in informatieve teksten verschillende structuren gecombineerd. Deze verschillen vragen om een andere aanpak in instructie bij informatieve teksten dan bij verhalende teksten (McDaniel & Einstein, 1989). Om informatieve teksten te kunnen begrijpen moeten lezers de woorden kunnen decoderen, ze moeten betekenis toekennen aan de woorden en verbanden leggen tussen tekstdelen om zo tot een samenhangende mentale tekstrepresentatie te komen. Achtergrondkennis over het onderwerp is van belang om de belangrijkste inhouden te kunnen detecteren, met elkaar in verband te brengen en te integreren (Hirsch, 2019; Kintsch, 1998; Van Dijk & Kintsch, 1983). Dit vraagt bovendien om metacognitieve vaardigheden zoals het monitoren en aansturen van het begripsproces (Schellings & Broekkamp, 2011). Een samenhangende mentale representatie van een tekst ontstaat echter vooral door relaties te leggen tussen de onderdelen van een tekst en tussen de tekst en iemands voorkennis (Van Dijk & Kintsch, 1983). Dat vraagt om het kunnen doorzien van de structuur van de tekst: de wijze waarop de ideeën in een tekst zijn georganiseerd, wat de relaties tussen die ideeën zijn en de talige middelen die gebruikt worden om die relaties expliciet te maken (Pyle et al., 2017, p. 469). Het gaat dan om prototypische retorische structuren die gevormd worden door specifieke coherentierelaties die de tekst op verschillende niveaus organiseren. Structuren kunnen derhalve zichtbaar zijn op zins- of alineaniveau maar kunnen ook grotere tekstdelen ordenen; dan gaat het om het tekstniveau (Graesser et.al., 2004; Ray & Meyer, 2011; Sanders e.a., 1992; Sanders & Spooren, 2009). In de literatuur worden verschillende informatieve tekststructuren beschreven. De meest genoemde zijn de vijf tekststructuren van Meyer (1975): beschrijving, chronologie, vergelijking, oorzaak-gevolg en probleem-oplossing. Tabel 2 geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken en korte voorbeelden van deze vijf structuren. Voor andere teksttypen, zoals overtuigende teksten, hebben anderen nog aanvullende tekststructuren voorgesteld, bijvoorbeeld: standpunt-argument en voor-en-tegen (Slater, 1985; Williams et al., 2009). 12
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw