120 5.2 Vervolgonderzoek In de afgelopen decennia is veel onderzoek gedaan naar effecten van tekststructuuronderwijs op tekstbegrip en schrijfvaardigheid. Dat heeft geresulteerd in een stevige empirische basis voor de claim dat tekststructuuronderwijs een positieve bijdrage kan leveren aan tekstbegrip en schrijfvaardigheid (Bogaerds-Hazenberg et al., 2021; Hebert et al., 2016; Pyle et al., 2017). In het Nederlandse basisonderwijs is echter nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van tekststructuuronderwijs op de lees- en schrijfvaardigheid van leerlingen. Voor zover ons bekend gaat het dan alleen om de studie van Broer et al. (2002) die gericht was op het leren maken van schema’s bij teksten met een classificatiestructuur of oorzaak-gevolgstructuur en om de studie van Bogaerds-Hazenberg (2023) waarin leerlingen een lessenserie over vier tekststructuren kregen aangeboden. Beide studies lieten (deels) positieve resultaten zien van tekststructuuronderwijs. Deze schaarsheid aan gegevens over de effecten van tekststructuuronderwijs in het Nederlandse basisonderwijs maakt dat er ook weinig bekend is over specifieke contextfactoren in het Nederlandse basisonderwijs die van belang zijn voor de effectiviteit van interventies. Hoewel we geen effect vonden van de tekststructuurinterventie biedt onze studie wel een aantal relevante aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Ten eerste vraagt de onderzoeksopzet aandacht. Het is van belang om langere interventies te onderzoeken. De interventie van Broer (2002) bestond bijvoorbeeld uit zestien lessen. Dit vraagt om onderzoeksprojecten die onderzoekers en leerkrachten ruimte bieden om een langere periode samen te werken. Bovendien is het raadzaam om, naast de twee huidige condities, nog een derde conditie mee te nemen waarin leerlingen geen vakoverstijgende lessen krijgen, maar er bijvoorbeeld een begrijpend leesmethode wordt gebruikt (dus zonder geïntegreerde aanpak). Ten tweede is er meer aandacht nodig voor de wijze van implementatie door de leerkrachten. Vanuit verschillende studies kunnen we concluderen dat Nederlandse basisschoolleerkrachten nog onvoldoende kennis hebben over tekststructuuronderwijs (zie hoofdstuk 2 en 4; Bogaerds-Hazenberg et al., 2019, 2022). In leerkrachtgestuurde interventies die positieve effecten van tekststructuurinstructie laten zien, wordt in veel gevallen meer tijd besteed aan het trainen van leerkrachten (Bohaty et al., 2015; Carriedo & Alonso-Tapia, 1996; Raphael et al., 1986). In vervolgonderzoek is het dan ook aan te bevelen meer te investeren in het trainen van leerkrachten zodat er meer zekerheid is dat hun kennisniveau over tekststructuurinstructie op peil is. Daarnaast is het van belang om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de interventie wordt geïmplementeerd. Enerzijds geeft dit een beter beeld van de betrouwbaarheid van de implementatie, anderzijds levert het ook informatie op over de kennis en vaardigheden die leerkrachten hebben op het gebied van tekststructuuronderwijs (Beerwinkle et al., 2018; Bogaerds-Hazenberg, 2023; Hebert et al., 2016). Tot slot verdient ook de toetsing extra aandacht. Een samenvattingstaak in de vorm van het tekenen of invullen van een graphic organizer ligt wellicht dichter bij de interventie dan het schrijven van een samenvatting. Verder is het aan te bevelen bij dergelijk onderzoek 5 121
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw