Hilde Kooiker-den Boer

134 aspectenstructuur. Ook vergelijking werd niet genoemd, maar een aantal studenten noemde wel overeenkomst-verschil. Slechts één student noemde chronologie als tekststructuur; hier hebben we echter ook verleden-heden-toekomst meegeteld. 3.4 Conclusies We constateren een flinke kloof tussen de kennis over tekststructuur die wenselijk is en de voorkennis die studenten in deze deelstudie tentoonspreidden. De meeste studenten konden wel enkele tekstsoorten opnoemen, maar hun kennis van tekststructuren was beperkt. Bij de vragen over tekstsoorten en tekststructuren werden begrippen als tekstsoort, tekststructuur en tekstdoel verward. Dit beeld komt overeen met dat uit het onderzoek van Reutzel et al. (2016) waarin Amerikaanse basisschoolleerkrachten alle tekststructuren die ze kenden moesten noteren. Ook deze onderzoekers constateerden dat leerkrachten begrippen door elkaar heen gebruikten. De tekststructuren die de studenten noemen, komen logischerwijze voort uit het onderwijsprogramma dat zij in het voortgezet onderwijs hebben doorlopen. Zo zien we in de antwoorden van studenten bijvoorbeeld de aspectenstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden-toekomststructuur en vraag-antwoordstructuur uit de veelgebruikte methode Nieuw Nederlands terug. Duidelijk is verder dat studenten weinig bekend zijn met de vijf tekststructuren van Meyer. Ook dit zien we in vergelijkbaar onderzoek. Zo werd in een studie van Beerwinkle et al. (2018) een groep van 175 basisschoolleerkrachten gevraagd of en over welke tekststructuren zij onderwijs gaven. Hier noemden de participanten gemiddeld 1.52 van de vijf tekststructuren (SD = 0.67), vergelijkbaar met onze uitkomsten. Ook bij zittende leerkrachten in Nederland lijkt deze kennis beperkt (hoofdstuk 4 en 5; Kooiker-den Boer et al., submitted; Bogaerds-Hazenberg et al., 2022). Uit de beschrijvingen van tekststructuur die studenten gaven, komt het beeld naar voren dat hun voorkennis tamelijk oppervlakkig is. De meesten gaven aan dat tekststructuur te maken heeft met de opbouw van de tekst en veel studenten illustreerden dit door één of meerdere voorbeelden van tekststructuren te benoemen. Slechts enkele studenten leken zich ervan bewust dat tekststructuur vooral draait om de inhoudelijke verbanden tussen de tekstdelen of van het verband tussen tekststructuur en markeringen zoals signaalwoorden. Uit deze voorkennismeting concluderen we dat pabostudenten vanuit hun vooropleiding onvoldoende kennis opdoen om zelf instructie te geven over tekststructuur. Hier ligt dus een taak voor de lerarenopleiding. 6 135

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw