141 ontwerpen en uitproberen van een leesles voor de bovenbouw (groep 4-8) waarvoor ze zelf een tekst moesten selecteren. Van de gekozen tekst moesten zij een aantal tekstkenmerken beschrijven en bepalen wat de belangrijkste structuur/structuren was/waren. Meetinstrument We construeerden twee soorten meerkeuzevragen waarbij studenten steeds inhouden uit de kennisclips toe moesten kunnen passen. In het ene type (7 vragen) werd dit gedaan aan de hand van een praktijksituatie. Studenten moesten dan bijvoorbeeld aangeven welke graphic organizer het best bruikbaar zou zijn in een bepaalde situatie. Bij het andere type (12 vragen), moesten ze begrippen uit de kennisclips kunnen koppelen aan een tekst, bijvoorbeeld door aan te geven wat de structuur van de tekst was. Om voor onze regression-continuity-studie onder studenten uit onderzoeksjaar 2 drie parallelle toetsen met een vergelijkbare moeilijkheidsgraad samen te stellen, lieten we de studenten in jaar 1 (deelstudie 2) twee sets toetsitems maken. Met behulp van de scores op deze toetsen, stelden we drie sets vragen (N=19) samen die vergelijkbaar waren qua gemiddelde p-waardes (.62, .63 en .63) en rit-waardes (.29, .28 en .28). Data-analyse Voor het analyseren van de toetsscores is gebruikgemaakt van multiniveau-modellen die zijn uitgevoerd in SPSS. In de opbouw van de modellen zijn observaties steeds genest binnen studenten. We onderzochten de fit en passingsverbetering van verschillende modellen, waarbij we als vaste effecten tijdstip van meting, het moment waarop toets 2 is gemaakt en de kijktijd van de kennisclips meenamen. Dat we het moment waarop toets 2 werd gemaakt meenamen als vast effect, verdient enige toelichting. De studenten werd gevraagd om tussen les 2 en 3 de tweede toets te maken. Pas wanneer ze deze toets hadden gemaakt, kregen ze in het systeem toegang tot de kennisclips. Na afloop van de cursus bleek dat een deel van de studenten pas na les 3 en 4 de tweede toets had gemaakt. Dit kan van invloed zijn op de resultaten. Zij konden weliswaar niet de kennisclips bekijken, maar namen wel deel aan de lessen waarin de inhouden van de clips aan bod kwamen. In de online leeromgeving waarin de studenten werkten, konden we zien hoe lang iedere kennisclip door een bepaalde student was afgespeeld. Dit geeft een indicatie van de kijktijd. Door dit mee te nemen als variabele konden we nagaan in hoeverre kijktijd van invloed was op de toetsscores. In Bijlage H is een nadere toelichting op onze werkwijze en een overzicht van de fit- en passingsvergelijking van de verschillende modellen te vinden. De teksten die de studenten hadden geselecteerd voor hun leesles analyseerden we door eerst zelf te bepalen welke structuren uit de set van Meyer (1975) erin te herkennen waren. Een structuur werd gescoord wanneer deze minimaal één alinea of paragraaf van enkele zinnen besloeg. De tweede auteur was tweede codeur en bepaalde van zes teksten (10%) de belangrijkste structuur/structuren. Voor de tekststructuren beschrijving, vergelijking en oorzaak-gevolg was de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid perfect (K = 1.00). Voor chronologie was deze matig (K = .33; 67% overeenkomst) en voor probleem-oplossing goed 142
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw