Hilde Kooiker-den Boer

162 2.4 Materialen om te klussen: een breed aanbod van informatieve teksten Om leerlingen kennis bij te brengen over verschillende tekststructuren is een breed aanbod van informatieve teksten nodig. Om te beginnen zijn korte teksten nodig met een enkele en duidelijk herkenbare structuur. Aangezien in informatieve teksten vaak verschillende structuren gecombineerd worden, is het belangrijk instructie over tekststructuur geleidelijk op te bouwen naar langere teksten, teksten met complexere structuren en teksten waarin structuren worden gecombineerd. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om dat leerlingen zoveel mogelijk in staat zijn de structuur van authentieke teksten te doorgronden (Jones et al., 2016; Wijekumar et al., 2017; Meyer & Ray, 2011). Onze analyse van lesmethodes natuur & techniek laat zien dat een dergelijk breed aanbod in deze leerboeken niet voorhanden is. Er zijn zeker wel teksten die zich lenen voor tekststructuurinstructie, maar er is geen sprake van een stapsgewijze opbouw in complexiteit van de wijze waarop de teksten zijn gestructureerd. Analyses van informatieve teksten in leerboeken in andere landen leidden tot vergelijkbare conclusie als in onze studie, namelijk dat verschillende typen tekststructuren onvoldoende vertegenwoordigd zijn in de teksten die leerlingen te lezen krijgen. Toch lijken sommige studies wel erg negatief over de mogelijkheden die de teksten in de leerboeken bieden voor tekststructuurinstructie. Zo werd in verschillende studies de structuur van de teksten uitsluitend op macroniveau bepaald (Jones et al., 2016; Peti-Stantic et al., 2021). Vanuit het idee dat kennis over tekststructuur kan worden opgebouwd door te starten met het analyseren van de structuur van alinea’s of paragrafen en van daaruit kan worden uitgebreid naar structuren op macroniveau (Williams et al., 2004), lijkt het echter de moeite waard om ook de structuur van tekstdelen zoals alinea’s of paragrafen te analyseren. Zowel in onze analyse, als in andere analyses van leerboeken zien we bijvoorbeeld weinig teksten met een oorzaak-gevolgstructuur op macroniveau. Op paragraafniveau (wat in veel gevallen gelijk stond aan het alineaniveau) kwam deze structuur in onze analyse echter wel relatief vaak voor. Dit biedt kansen om deze toch wat complexere structuur in elk geval op zinsoverstijgend niveau te oefenen. Bij het ontwerpen van de lesmaterialen bleek het vinden van geschikte teksten een uitdaging. Dat kwam deels doordat we bij het ontwerpen van de lessen zijn gestart vanuit de concepten van de leerlijn natuur & techniek, waar eerst onderzoeksactiviteiten bij zijn bedacht en vervolgens is gekeken welke inhouden de teksten daarbij zouden moeten bevatten en welke tekststructuren daar dan bij pasten. Daar kwam bij dat we tekststructuren wilden introduceren op macroniveau. Dit vraagt om teksten waarin de structuur alineaoverstijgend is geordend. Dat maakte dat we in dit geval de meeste teksten zelf hebben geschreven. Om het voor leerkrachten makkelijker te maken om tekststructuuronderwijs te combineren met onderzoeksactiviteiten zou deze werkwijze ook omgekeerd kunnen worden. In dat geval starten leerkrachten met het selecteren van geschikte teksten om daar vervolgens onderzoeksactiviteiten bij te bedenken. De constatering dat informatieve teksten in leerboeken weinig voorbeelden van heel duidelijk gestructureerde teksten laten zien, zou vraagtekens kunnen opwerpen ten aanzien van de ecologische validiteit van dit onderzoek. Immers, wanneer de vijf tekststructuren van 7 163

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw