Hilde Kooiker-den Boer

24 Onderzoek laat namelijk wel zien dat de theoretische kennis die leerkrachten hebben over het leesproces een rol speelt in de kwaliteit van hun instructie en in de resultaten van leerlingen. Moats en Foorman (2003) tonen dit bijvoorbeeld aan voor aanvankelijk lezen. Ook bij begrijpend lezen is theoretische kennis belangrijk. Alleen als leerkrachten een diepgaand begrip hebben van de leesstrategieën die ze onderwijzen, zullen ze deze goed implementeren en blijven hanteren. Als onderliggende kennis ontbreekt, blijven de strategieën ‘trucjes’ (Anderson & Roit, 1993). Uit enkele internationale onderzoeken naar de kennis van leerkrachten over tekststructuur blijkt dat deze gering is en dat er verwarring is over begrippen als genre, tekstsoort en tekststructuur (Beerwinkle et al., 2018; Reutzel et al., 2016). Ook zijn leerkrachten maar matig in staat om structuren van teksten uit leerboeken te herkennen en correct te benoemen (Reutzel et al., 2016). Over de kennis van Nederlandse basisschoolleerkrachten over tekststructuur is weinig bekend. Leerkrachten geven wel aan dat ze zelf vaak moeite hebben met het behandelen van onderdelen die gerelateerd zijn aan tekststructuur, zoals signaalwoorden (Bogaerds-Hazenberg et al., 2017; 2022). Om meer te weten te komen over de kennis die leerkrachten hebben over tekststructuur, is het interessant om na te gaan welke theorie ze hierover aangereikt krijgen op de lerarenopleidingen. Ook gezien de eerdergenoemde kloof tussen wetenschap en praktijk is het van belang na te gaan op welke punten er in de lerarenopleidingen geactualiseerd dient te worden. Eventuele aanpassingen kunnen bijdragen aan het verbeteren van het begrijpendleesonderwijs in Nederland (Pereira & Nicolaas, 2019). De Kennisbasis Nederlandse taal (Van der Leeuw et al., 2009) is daarbij een belangrijk document aangezien het een landelijk curriculum betreft. De in de kennisbasis beschreven theoretische kennis wordt ook landelijk getoetst. Uiteraard zijn pabo’s vrij om hun taalonderwijs zelf vorm te geven en eventueel inhouden toe te voegen, maar de Kennisbasis heeft hier zeker een sturende rol in. Dit hoofdstuk beschrijft een analyse van de Kennisbasis Nederlandse taal. De volgende drie onderzoeksvragen zijn hierbij leidend: 1. Welke theorie biedt de wetenschappelijke literatuur over tekststructuur in relatie tot tekstbegrip? 2. In hoeverre komt deze theorie aan bod in de Kennisbasis Nederlandse taal? 3. In hoeverre biedt de theorie uit de Kennisbasis Nederlandse taal voldoende basis om leerkrachten tekststructuuronderwijs te laten verzorgen? In paragraaf 2 schetsen we een theoretisch kader, dat antwoord geeft op de eerste onderzoeksvraag. Vervolgens beschrijven we in paragraaf 3 de methode die we gehanteerd hebben bij de analyse van de Kennisbasis. Met de resultaten in paragraaf 4 geven we antwoord op de tweede onderzoeksvraag. In de conclusies en discussie gaan we in op de derde onderzoeksvraag. 2 25

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw