Hilde Kooiker-den Boer

aangeraden om tekststructuurinstructie te geven (Bogaerds-Hazenberg et al., 2021; Hebert et al., 2016; Pyle et al., 2017). Tekststructuur betreft de manier waarop de ideeën in een tekst zijn georganiseerd en wat de verbanden zijn tussen deze ideeën (Pyle et al., 2017, p. 469); het speelt een prominente rol in de representatie die lezers maken van de informatie in een tekst. Een duidelijke tekststructuur maakt het makkelijker om een coherente representatie te construeren (Sanders & Sanders, 2006). Coherentierelaties tussen delen van een tekst zijn te vinden op drie niveaus: tussen zinsdelen, tussen zinnen en tussen grotere tekstdelen zoals alinea's, de zogenaamde top-levelstructuur van de tekst (Jones et al., 2016). Met andere woorden, coherentierelaties zoals oorzaak-gevolg en opsomming bestaan niet alleen tussen opeenvolgende zinnen; ze kunnen ook tekststructuren vormen die hele alinea's paragrafen of zelfs een complete tekst organiseren (Sanders et al., 1992). De vijf meest voorkomende tekststructuren in informatieve teksten zijn: beschrijving, chronologie, oorzaak-gevolg, vergelijking en probleem-oplossing (Meyer, 1975). Tabel 2 in hoofdstuk 1 geeft korte beschrijvingen en voorbeelden van elk van deze tekststructuren. Hoe kennis over tekststructuur het tekstbegrip tijdens het leesproces kan vergemakkelijken, kan worden uitgelegd aan de hand van het Constructie-Integratiemodel (Kintsch, 2013). Dit model beschrijft lezen als een interactief proces van constructie en integratie, waarbij voorkennis wordt geactiveerd en inferenties binnen en buiten de tekst worden gemaakt om een samenhangende mentale representatie van de tekst te vormen: het situatiemodel (Van Dijk & Kintsch, 1983; Pyle et al., 2017). De vijf tekststructuren die in Tabel 2 (hoofdstuk 1) worden genoemd, kunnen dus worden gezien als prototypische retorische structuren die bestaan uit specifieke coherentierelaties (Graesser et al., 2004). Goede lezers gebruiken de organisatie van ideeën in een tekst om hun eigen begrip te monitoren. Markeringen van tekststructuur zoals signaalwoorden kunnen lezers helpen een samenhangende tekstrepresentatie op te bouwen (Meyer & Ray, 2011; Sanders et al., 2007; Sanders & Noordman, 2000; Van Silfhout et al., 2015). Instructie over tekststructuren kan het tekstbegrip op een aantal manieren verbeteren. Met kennis over tekststructuren is het makkelijker om te voorspellen waar de tekst over zal gaan en om bepaalde informatie in de tekst te vinden. Inzicht in de manier waarop de schrijver informatie presenteert en organiseert, kan geheugen- en verwerkingscapaciteit vrijmaken en stelt de lezer in staat om zich te concentreren op de inhoud van de tekst. Het helpt ook om te bepalen welke informatie belangrijk is en vergemakkelijkt het proces van het vormen van een coherente mentale representatie (Hebert et al., 2016; Pyle et al., 2017). Verschillende meta-analyses hebben inderdaad positieve effecten aangetoond van tekststructuurinstructie op tekstbegrip voor zowel verhalende als beschrijvende teksten, ook bij kinderen op de basisschool (Bogaerds-Hazenberg et al., 2021; Hebert et al., 2016; Pyle et al., 2017). Desondanks krijgt tekststructuuronderwijs op dit moment weinig aandacht in het Nederlandse basisonderwijs. Lesactiviteiten gericht op tekststructuur worden vaak besteed aan het herkennen van signaalwoorden, maar er wordt nauwelijks een verband gelegd tussen signaalwoorden en het soort verbanden dat ze markeren, noch wordt uitgelegd hoe 48

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw