92 oproepen over onderliggende concepten zoals productieprocessen of materiaaleigenschappen. Wat OP2 betreft, kunnen we concluderen dat deze bruikbaar is gebleken. Leerkrachten voelden zich tamelijk zelfverzekerd over dit ontwerpprincipe. 4.4 OP3. Functionele lees- en schrijfactiviteiten, tekststructuur en graphic organizers Tijdens bijeenkomst 2 werden de vijf meest voorkomende tekststructuren geïntroduceerd. De leerkrachten gaven aan dat het stapsgewijs aanleren van kennis over deze tekststructuren geen deel uitmaakte van de lesprogramma’s die ze normaal gebruikten, en dat dit dus nieuw was voor hen en ook voor de leerlingen (zie ook Tabel 2). Ze waren bekend met het gebruik van functionele leestaken, maar dit was niet iets wat ze dagelijks toepasten. Sommige leerkrachten werkten al regelmatig met graphic organizers in hun lessen. De eerste opzet van het lesmateriaal dat de leerkrachten ontwikkelden, laat zien dat ze zich in eerste instantie vooral richtten op het introduceren van tekststructuren en het gebruik van graphic organizers voor samenvatten. Daarbij kozen ze het vaakst voor teksten met een chronologische of een vergelijkingsstructuur. Tabel 4 laat zien dat ze OP3 niet het moeilijkste ontwerpprincipe vonden om toe te passen. Toch hadden ze in het eerste ontwerp van hun lessenserie vaak geen rekening gehouden met de functionaliteit van de lees- en schrijfactiviteiten. Suggesties van de onderzoekers en het delen van ideeën tijdens de bijeenkomsten waren nuttig om de functionaliteit van de lees- en schrijfactiviteiten in de verdere ontwikkeling van de lessenserie te verbeteren. In een van de leeslessen moesten leerlingen bijvoorbeeld een vergelijkingstekst lezen over elektrische auto’s en auto’s op benzine, en de tekst samenvatten in een venndiagram. Hier stelden we een activiteit voor waarbij leerlingen de informatie uit de tekst moesten gebruiken voor een rollenspel met een autoverkoper en een klant. In de aangepaste lessenserie voor de tweede testcyclus voegden de onderzoekers dus verschillende elementen toe om de activiteiten functioneler te maken. Dat deden ze door schrijfactiviteiten meer publieksgericht te maken en door leerlingen de inhoud van een tekst op een creatieve manier te laten verwerken, zoals het eerder genoemde rollenspel. Tijdens de bijeenkomsten meldden de leerkrachten dat de functionaliteit van de opdrachten sterk bijdroeg aan de betrokkenheid van de leerlingen. Het schrijven van een handleiding voor het bouwen van een stroomkring genereerde bijvoorbeeld grote betrokkenheid: "Ze schreven een handleiding voor het bouwen van een stroomkring, en de kinderen waren heel kritisch naar elkaar. Ze zeiden: je bent de fitting vergeten, dus nu kan ik het helemaal niet doen, want er staat nergens dat ik een fitting nodig heb. Het was dus echt leuk om te zien hoe ze heel kritisch naar elkaars instructies keken." (Leerkracht 1, bijeenkomst 6) 4 93
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw