98 In overeenstemming met eerder onderzoek naar tekststructuurinstructie (Jones et al., 2016; Meyer & Ray, 2011) bleek het gebruik van voorbeeldteksten die één duidelijke structuur op macroniveau bevatten en aansluiten bij het leesniveau van de leerlingen een essentieel onderdeel van expliciete instructie. Omdat de teksten in onze lessenserie aan nogal wat eisen moesten voldoen, moesten de onderzoekers deze teksten zelf schrijven, wat tijd kostte. Om dit probleem op te lossen, zou men kunnen beginnen met het selecteren van geschikte authentieke teksten en pas daarna bijbehorende hands-on activiteiten en lees- en schrijfactiviteiten bedenken. Het geven van tekststructuurinstructie en daarbij gebalanceerd aandacht besteden aan declaratieve, procedurele en conditionele kennis, was compleet nieuw voor de leerkrachten, waardoor ze extra ondersteuning nodig hadden. Deze uitkomst komt overeen met bevindingen van Bogaerds-Hazenberg et.al. (2019) in een vergelijkbare ontwerpgerichte studie met leerkrachten in het basisonderwijs, en pleit voor professionalisering van leerkrachten op dit gebied. We zijn er nog niet voldoende in geslaagd om de toepassing van conditionele kennis over tekststructuur systematisch in te bedden in het lesmateriaal. Toch is het essentieel om dit te doen, omdat leerlingen hun metacognitieve kennis over leesstrategieën flexibel moeten kunnen gebruiken in een verscheidenheid aan leestaken (Lorch et al., 1993; Medina et al., 2021; Paris et al., 1983). Het in evenwicht brengen van expliciete instructie en functionele taalactiviteiten zou als hefboom kunnen dienen bij het aanleren van conditionele kennis. In een langer continuüm van lessen kan de nadruk geleidelijk verschuiven van expliciete instructie naar meer authentieke taaltaken waarbij leerlingen steeds meer autonomie krijgen, de betrokkenheid van leerkrachten geleidelijk minder wordt en steeds meer een beroep gedaan moet worden op conditionele kennis (Iwai, 2011). Verder onderzoek is nodig om erachter te komen hoe dit precies uitpakt in tekststructuurinstructie. Hoewel de leerkrachten aangaven dat ze zich het meest vaardig voelden in het begeleiden van onderzoeksactiviteiten, kostte het voorbereiden en uitvoeren van deze activiteiten veel tijd. Bovendien gaven leerkrachten aan dat ze zich onzeker voelden over hun kennis van verschillende vakinhouden. Daarom is het aan te raden om laagdrempelige onderzoeksactiviteiten voor te bereiden, leerkrachten te voorzien van alle benodigde materialen en ook achtergrondinformatie beschikbaar te maken over de vakinhouden die aan bod komen in de lessen. Concluderend kan gesteld worden dat het ondersteunen van de leerkrachten bij het toepassen van de ontwerpprincipes bij het ontwikkelen van lesmaterialen, maar ook het toepasbaar maken van lesmaterialen voor een bredere groep leerkrachten, professionalisering en ondersteuning vereist. Een manier om dit te doen zou kunnen zijn om lesmaterialen te ontwerpen als educatieve curriculaire materialen, materialen die gericht zijn op zowel het leren van leerlingen als van leerkrachten, bijvoorbeeld door het verduidelijken van instructieprincipes en onderliggende ontwerpprincipes (Bogaerds-Hazenberg, 2023). Onderzoek naar de bruikbaarheid van dergelijke materialen in het natuur- en techniekonderwijs laat zien dat dit een veelbelovende manier lijkt om 4 99
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw