198 Appendices Nederlandse samenvatting Nederland kent een rijke geschiedenis vol zwemsucces met onder andere Olympisch kampioenen zoals Pieter van den Hoogenband en Ranomi Kromowidjojo. Op hun weg naar het podium hebben zij vele leeftijdsgenoten achter zich gelaten, een uitdaging die ook de nieuwe generatie zwemmers met grote dromen zal moeten aangaan. Maar wat maakt dat de ene zwemmer de top haalt en de andere niet? Het beantwoorden van die vraag is belangrijk om zwemmers optimaal te begeleiden naar het hoogste niveau en om ook in de toekomst als zwemland goed te blijven presteren. Dit proefschrift onderzoekt daarom de weg naar de zwemtop en biedt zowel wetenschappelijke als praktische inzichten om zwemtalent te herkennen en ontwikkelen. Hoewel het makkelijk is om de snelste zwemmer binnen een leeftijdsgroep aan te wijzen, is het veel moeilijker om in te schatten wie van hen zich zal ontwikkelen tot een toekomstige topper. In Hoofdstuk 1 worden deze en andere uitdagingen in talentherkenning en -ontwikkeling verder besproken, evenals hoe wetenschappelijke studies hierbij kunnen helpen. Vooral longitudinaal en multidimensionaal onderzoek dat zich richt op het in kaart brengen van de ontwikkeling van zwemmers op meerdere vlakken, kan veel betekenen. In dit proefschrift worden daarom niet alleen zwemtijden, maar ook onderliggende fysieke, mentale, technische en tactische kwaliteiten bestudeerd van zwemmers die op koers zijn naar het elite niveau (top 50 wereldwijd). Met behulp van verschillende statistische methoden, waaronder variantieanalyse en multilevelanalyse, wordt hun ontwikkeling vergeleken met die van leeftijdsgenoten die enkel nationaal succesvol zijn (top 50 nationaal). De zes studies in dit proefschrift ontrafelen daarmee de kenmerken en ontwikkelingspatronen die samenhangen met internationaal zwemsucces. Dat de beste zwemmers wereldwijd hard kunnen zwemmen, is duidelijk, maar deden zij dat ook al toen ze jonger waren? Tot het onderzoek zoals beschreven in Hoofdstuk 2 was het antwoord op die vraag onbekend. Door de ontwikkeling in seizoensbeste tijden van 3.146 zwemmers te analyseren, is daar verandering in gekomen. Deze zwemmers bereikten op volwassen leeftijd verschillende niveaus van succes, oplopend van zeer-competitief (top 50 nationaal), sub-elite (top 8 nationaal), elite (top 50 wereldwijd) naar top-elite (top 8 wereldwijd) niveau. Aan de hand van hun geschiedenis aan zwemtijden is in kaart gebracht hoe de zwemmers zich vanaf hun jeugdjaren hebben ontwikkeld. Zwemmers die uiteindelijk het top-elite niveau bereikten, zwommen vanaf 12 jaar sneller dan hun leeftijdsgenoten die op het zeer-competitieve niveau eindigden. Vanaf 14 jaar presteerden zij ook beter dan de latere sub-elite zwemmers. Waar top-elite vrouwen hun sub-elite en elite tegenhangers op dezelfde leeftijd voorbijstreefden, waren top-elite mannen pas vanaf 18-jarige leeftijd sneller dan de latere elite zwemmers. De leeftijd waarop top-elite zwemmers uiteindelijk doorbraken tot de wereldwijde top 8 varieerde sterk. Dit laat zien dat top-elite zwemmers
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw