200 Appendices resulteren in meer vooruitgang in een seizoen, hogere prestatieniveaus en een grotere kans om de top te bereiken. In Hoofdstuk 6 zijn 29 Nederlandse zwemtalenten gevolgd in de periode dat zij de overstap maakten naar de senioren. Deze transitie wordt gezien als de meest veeleisende en moeilijke fase in de weg naar de zwemtop. Over een periode van vier seizoenen werden gegevens verzameld over hun ontwikkeling op het gebied van zwemtijden en onderliggende kwaliteiten zoals hun topsnelheid, stroke index (een indirecte maat voor zwemefficiëntie), starttijd, keerpunttijd en power in het onderlichaam. Zwemmers die als beginnende senioren (mannen van 18-19 jaar, vrouwen van 17-18 jaar) op koers lagen naar het elite niveau, lagen ook al op koers aan het einde van hun jeugdjaren. Op deze leeftijd (mannen van 17 jaar; vrouwen van 16 jaar) zwommen ze snellere seizoensbeste tijden en lieten ze een hoger niveau zien op de meeste onderliggende kwaliteiten dan degenen die op seniorenleeftijd niet meer op koers naar het elite niveau lagen. Daarnaast kenmerkten de zwemmers op koers naar het elite niveau zich door zich (meer) te blijven ontwikkelen gedurende de overstap naar de senioren. De mannen maakten meer progressie op hun seizoensbeste tijden, topsnelheid en keerpunttijden, terwijl de vrouwen, naast hun voortgang in seizoensbeste tijden, ook steeds efficiënter gingen zwemmen. Dit laat zien dat zwemmers op koers naar het elite niveau hun voorsprong aan het einde van de jeugdjaren vasthouden en zelfs uitbouwen gedurende de overstap naar de senioren. Hoofdstuk 7 gaat ten opzichte van Hoofdstuk 6 een stapje terug in de tijd en onderzoekt de ontwikkeling van 90 Nederlandse zwemtalenten tijdens de puberjaren. De zwemmers waren tussen de 13-15 jaar (mannen) en 12-14 jaar (vrouwen) toen zij gedurende drie seizoenen werden gevolgd op hun zwemtijden en onderliggende kwaliteiten zoals hun topsnelheid, stroke index en power in het onderlichaam. Zwemmers die na de puberteit (mannen van 16 jaar; vrouwen van 15 jaar) op koers lagen naar het elite niveau, lagen dat ook al gedurende hun puberjaren. Daarnaast zwommen ze tijdens hun puberjaren snellere seizoensbeste tijden en hadden ze een hogere topsnelheid dan degenen die niet op koers lagen. Mannen op koers naar het elite niveau zwommen daarnaast ook efficiënter, terwijl vrouwen zich kenmerkten door meer power in het onderlichaam en een grotere lichaamslengte. Daarnaast maakten de zwemmers die na de puberteit op koers lagen naar het elite niveau meer progressie gedurende hun puberjaren op hun seizoensbeste tijden, topsnelheid en stroke index (enkel voor mannen) dan degenen die niet op koers lagen. In Hoofdstuk 8 worden de resultaten van de zes studies in dit proefschrift samengebracht in twee profielen, één voor mannen en één voor vrouwen. Deze profielen laten over verschillende leeftijden zien wat zwemmers op koers naar het elite niveau kenmerkt ten opzichte van degenen die dat niet liggen. Samenvattend tonen de bevindingen aan dat zwemmers die verder in hun carrière zijn gekomen, vanaf 12 jaar al beter presteerden dan leeftijdsgenoten die uiteindelijk een lager niveau bereikten. Het neerzetten van een
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw