134 Appendices Inleiding Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer 3000 nieuwe patiënten met slokdarmkanker gediagnosticeerd. Ongeveer 60% van deze patiënten heeft potentieel curabele ziekte en ondergaat veelal neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie of definitieve (chemo)radiotherapie. Hoewel de curatiekansen in het afgelopen decennium zijn verbeterd, blijft de door behandeling veroorzaakte toxiciteit een punt van zorg. De bestralingsvolumes voor slokdarmkankerpatiënten zijn vaak groot en bevinden zich in de buurt van kritieke organen zoals het hart en de longen. Het optimaliseren van dosisverdelingen in de radiotherapiebehandeling vereist goede informatie over de toxiciteit van deze verschillende organen in relatie tot de dosisverdeling van de radiotherapie. Dit is essentieel om hierin een weloverwogen keuze te maken. De relatie tussen de dosis op een kritiek orgaan en het risico op toxiciteit wordt beschreven in een zogenaamd NTCP (Normal Tissue Complication Probability) model. De bestralingsdosis die op een orgaan gegeven wordt is af te lezen in een zogenaamde dosis-volumehistogram (DVH). Bij de start van dit proefschrift was er weinig gepubliceerd over straling geïnduceerde cardiale toxiciteit bij slokdarmkankerpatiënten. Destijds ging de aandacht voornamelijk uit naar pulmonale toxiciteit en de relatie hiervan met DVHparameters, maar het sparen van de long gaat vaak ten koste van het hart. Dit leidde bij ons tot de keuze om onze focus te leggen op straling geïnduceerde cardiale toxiciteit. In Hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van de literatuur met betrekking tot de incidentie en het spectrum van cardiale toxiciteit na (chemo)radiotherapie bij slokdarmkankerpatiënten. Deze artikelen meldden een relatief hoge incidentie van (diverse) cardiale problematiek. In de meeste artikelen werd een relatie gevonden met DVH-parameters van het hart, waarbij verschillende drempelwaarden werden gevonden waarboven het risico verhoogd was. Op dat moment waren er echter geen NTCP-modellen beschikbaar die de relatie tussen de dosisverdeling en het risico op cardiale toxiciteit beschreven. In Hoofdstuk 4 rapporteren we de resultaten van een retrospectieve analyse van 216 patiënten behandeld met chemoradiotherapie voor slokdarmkanker. Het risico op pericardiale effusie werd voorspeld door cardiale DVH-parameters, terwijl pulmonale DVH-parameters het risico op radiatiepneumonitis voorspelden. De algehele overleving was significant slechter voor patiënten met straling geïnduceerde pneumonitis (p=0.01). Patiënten die pericardiale effusie ontwikkelden, hadden dezelfde algehele overleving vergeleken met patiënten zonder pericardiale
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw