Jannet Beukema

136 Appendices Incidentie In onze review over door radiotherapie geïnduceerde cardiale toxiciteit bij de behandeling van slokdarmkanker vonden we een cumulatieve incidentie tussen de 5-44%. De beschikbare literatuur bestond echter voornamelijk uit retrospectieve studies uit Aziatische landen. Voorgeschreven doseringen waren hoger dan die wij in Nederland gebruiken en de gebruikte stralingstechnieken waren verouderd in vergelijking met wat momenteel als standaard wordt beschouwd. t Hartziekten komen natuurlijk ook bij niet behandelde mensen regelmatig voor. Om een betere inschatting te kunnen geven van de huidige incidentie van cardiale toxiciteit door behandeling zouden grotere (gerandomiseerde) onderzoeken of meta-analyses “gepowered” moeten zijn om toxiciteitspercentages te evalueren. Een alternatief is het gebruik van gestandaardiseerde follow-upgegevens waarbij de vergelijking wordt gemaakt met een niet-bestraalde patiëntengroep. Verschillende cardiale syndromen Pericardiale Effusie (PE): In hoofdstuk 3 hebben we een NTCP-model ontwikkeld voor pericardiale effusie. We vonden een significante relatie tussen de gemiddelde hartdosis (MHD) en pericardiale effusie met een odds ratio van 1.09 per Gray. De gerapporteerde incidentie van PE is echter sterk afhankelijk van de hoeveelheid routinematige CT-scans en/of echocardiografieën tijdens follow-up. In de recente literatuur is symptomatische PE zeldzaam en, wanneer het zich voordoet, heeft de meerderheid van de patiënten geen behandeling nodig. Behandeling van pericardiale effusie is relatief veilig en effectief en daarmee lijkt het met de huidige bestralingstechnieken een minder relevant probleem te zijn. Atriumfibrillatie (AF): AF is een bekende complicatie na multimodale behandeling voor slokdarmkanker. In ons retrospectieve onderzoek (hoofdstuk 3) was het aantal patiënten met nieuw gediagnosticeerde AF relatief laag. In ons cross-sectioneel onderzoek (hoofdstuk 4) vonden we een verschil in het voorkomen van AF tussen de bestraalde groep en de niet-bestraalde chirurgische groep. Het risico op AF nam toe met een toename van de dosis op het linker atrium. Volgens onze hypothese, zoals geformuleerd in dit hoofdstuk, is AF gerelateerd aan de stralingsdosis op het atrium, mogelijk door de ontstane fibrose aldaar. Het bestralingsvolume van slokdarmkankerpatiënten ligt echter vaak vlakbij het atrium van het hart, waardoor het verminderen van de stralingsdosis op het atrium een uitdagend probleem zal blijven.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw