Chapter 10 184 symptomen, co-morbiditeit en de verwachte voordelen en risico's van invasieve katheterablatie. Frequentiecontrole wordt bereikt met behulp van atrioventriculaire blokkerende geneesmiddelen (zoals bètablokkers, digoxine, verapamil) of een "pace and ablate" strategie. Ritmecontrole wordt bereikt door een combinatie van antiaritmische geneesmiddelen, elektrische cardioversies (ECV's) en AF katheterablatie. Inherent aan elke medische procedure zijn er bepaalde risico's verbonden aan elektrofysiologische procedures. Zowel ECV's als AF katheterablatie gaan gepaard met het risico op bloedingen en trombo-embolische gebeurtenissen (2, 4, 5). In het afgelopen decennium is het gebruik van anticoagulantia bij patiënten met AF verschoven van vitamine K-anticoagulantia (VKA's) naar directe orale anticoagulantia (DOAC's). Verschillende grote, gerandomiseerde studies (RE-LY, ROCKET-AF, ARISTOTLE en ENGAGE AF-TIMI) hebben aangetoond dat DOAC's een gunstiger risico-batenprofiel hebben met betrekking tot beroerte, intracraniële bloeding en mortaliteit (6). Als gevolg hiervan is het gebruik van DOAC's aanzienlijk toegenomen bij patiënten met AF. In Nederland was er vóór 2016 een verminderde acceptatie in het gebruik ervan, vanwege beperkte gegevens over de peri-procedurele effectiviteit en veiligheid, het ontbreken van een antidotum en de verhoogde zorgkosten (7, 8). Sinds 2016 is er een duidelijke verschuiving geweest in het gebruik van VKA naar DOAC bij AF-patiënten, inclusief patiënten die zich presenteerden voor een ECV en AF katheterablatie. In hoofdstuk 2 evalueerden we trombo-embolieën (combinatie van beroerte, voorbijgaande ischemische aanval of systemische embolie) en klinisch significante majeure bloedingen binnen 60 dagen na ECV (9). We includeerden 920 opeenvolgende patiënten die een ECV ondergingen en vergeleken patiënten met een DOAC anticoagulatiebeleid met een VKA beleid, zonder routinematige transoesofageale echocardiografie (TEE), tussen januari 2013 en februari 2020. Er waren geen verschillen tussen de groepen wat betreft demografische variabelen en de gemiddelde CHA2DS2-VASc score; echter, de VKA-groep had een hoger aandeel patiënten met co-morbiditeit. We vonden dat in een ‘real-world’ populatie de incidentie van trombo-embolieën en majeure bloedingen laag was na electieve ECV bij patiënten die DOAC of VKA gebruikten en dat er geen verschil was tussen beide groepen.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw