Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam

153 NEDERLANDSE SAMENVATTING Mullane, Corkum, Klein, & McLaughlin, 2009a; Willcutt, Doyle, Nigg, Faraone, & Pennington, 2005). Ook zagen we dat kinderen met ADHD minder intrinsiek gemotiveerd waren voor schoolwerk, met name voor rekenen, dan kinderen in de controlegroep. De kinderen in de ADHD-groep reageerden volgens hun ouders anders op beloning en straf dan kinderen in de controlegroep en zij zagen zichzelf, ook volgens hun ouders en leerkrachten, als minder bekwaam dan hun leeftijdsgenootjes zonder ADHD. Tegen onze verwachtingen in bleek echter dat methylfenidaat de cognitieve prestaties en motivatie voor schoolwerk niet verbeterde ten opzichte van placebo. Er is daarom geen bewijs voor een mediërende rol van cognitieve en/of motivationele variabelen op de effecten van methylfenidaat op schoolprestaties. Wel bleek uit de resultaten dat het beeld dat de ouders schetsten van de door hun kind ervaren bekwaamheid toenam door methylfenidaat en dat deze toename de effecten van methylfenidaat op rekenproductiviteit gedeeltelijk medieerde. Behalve mediatoren, werd ook een aantal moderatoren onderzocht. Zulke moderatoren kunnen bijvoorbeeld inzicht geven in klinische subgroepen waarvoor behandeling met methylfenidaat met oog op de schoolprestaties met name interessant kan zijn. Ook kunnen zulke moderatoren aantonen dat de effecten van methylfenidaat in bepaalde typen onderzoek (bijvoorbeeld studies waarbij een bepaalde titratiemethode werd gehanteerd of studies waarbij de voorgeschreven dosis methylfenidaat relatief hoog was) groter zijn dan de effecten in andere onderzoeken. In de meta-analyse werden de modererende effecten van demografische, methodologische en ADHD-gerelateerde variabelen op de accuratesse van rekenen onderzocht (leeftijd, geslacht, ADHD- subtype, ODD/CD comorbiditeit, ernst van ADHD, lang/kortwerkend methylfenidaat, duur van de studie, tijd tussen medicatie-inname en meting, dosis en titratie-methode). Er werd geen bewijs gevonden voor een significant moderator effect in de meta-analyse. In onze eigen studie (zie hoofdstuk 3) toonden we aan dat kinderen met benedengemiddelde rekenprestaties meer profijt hadden van behandeling met methylfenidaat dan kinderen met bovengemiddelde rekenprestaties. Tezamen tonen de resultaten van hoofdstuk 2, 3 en 4 aan dat de beperkte effecten die methylfenidaat heeft op rekenproductiviteit gedeeltelijk te verklaren zijn door een afname in ADHD-symptomen, terwijl zulke gedragsverbeteringen geen invloed hebben op de kleine effecten van methylfenidaat op accuratesse van rekenen. Belangrijk bij deze mediatie- en moderatie analyses is dat de effecten van methylfenidaat op schoolprestaties zeer klein bleken, waardoor de relevantie van het werkingsmechanisme van deze effecten ook minder groot is.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw